vrijdag 30 augustus 2013

Lenteworkshop in het Centraal Station




Het Centraal Sation in Antwerpen, dat tot de mooiste stationsgebouwen van de wereld behoort, mocht dank zij Gerda Mentens en haar man de locatie zijn waar onze AIB-schilders  een dag lang konden neerstrijken. En dat deden ze ook. Met meer dan veertig plantten ze hun ezels of tafeltjes neer aan de perrons, de aankomsthal of beneden in de vernieuwde ruimtes. Voor ieder was er wel iets dat hem of haar zinde : de drukte van de reizigers, een stille bedelaar op een bankje, de imposante zuilen met gouden uurwerk en guirlandes, een flashmob van taichi-dansers of het in-en uitlopen van klanten in het levendige stationscafé. Aan inspiratie geen gebrek.
Voor mij een mooie gelegenheid om een praatje te maken met oude en nieuwe leden. Voor Tine Baerts die sinds vorig jaar lid is, was het haar tweede workshop met AIB. Zij is jarenlang leerkracht tekenen geweest en is graficus van opleiding. Maar nu wil ze de nieuwe wegen van de aquarel exploreren en waar kan dat beter dan bij ons, durven we in alle bescheidenheid opwerpen? Met nog maar twee jaar ervaring waagt ze zich nu aan het licht en de lucht die doorheen de ramen van de overkapping valt.
De meer ervaren Ludo Van den Heuvel zit aan het begin van de perrons en schildert met zekere hand in een kleurrijk palet de aankomende en vertrekkende reizigers. Snelle schetsen helpen hem om houdingen te typeren en het kantwerk van het gebouw wil hij vereenvoudigen. ’s Avonds in de bespreking krijgt deze aquarel als commentaar dat hij de zomer in het station heeft binnengehaald met zijn stralende, felle kleuren.
Arlette Bories, die door omstandigheden lang niet heeft geaquarelleerd wil met viltstift enkele snelle schetsen maken. Ik kreeg het gevoel dat ‘onze Antwerpenaren’ er allemaal wilden bijzijn, nu ‘hun’ station de loctaie was. Ook Marie-Claire kwam haar steun betuigen met haar sappige verhalen en haar stralende lach. Een jonge AIB’ster is Roumy Bakalova. Zij wil in haar werk diepte en perspectief brengen van de aankomende mensen. Een moeilijk onderwerp voor haar omdat ze geen buitenschilder is maar de drukte en de bewegingen van de mensen vindt ze fascinerend. “Mensen passeren snel en het vraagt oefening om de houdingen in je hoofd op te nemen. Ik wil met een paar lijntjes aangeven of het een man of een vrouw is, oud of jong.”, aldus Roumy.
Het groepje van Rita , Betty, Mieke, Marleen en Erna krijgt bezoek van enkele enthousiaste Aziatische meisjes die er een ware fotoshoot van maken. Ze nemen Rita haar penseel uit handen en poseren alsof zij de schilders zijn, tot groot jolijt van de anderen. Erna heeft zich een bijzondere opgave gesteld: in haar aquarel wil ze sporen nalaten van het Antwerps dialect en met een hamer en kleine ijzeren staafjes klopt ze een voor een typische uitdrukkingen in haar blad. In de holtes van de reliëfletters moet achteraf het pigment terechtkomen. Benieuwd hoe dat er straks zal uitzien!
Emiel Van Tongeren is een onregelmatige workshopklant. Hij werkt veel met acryl omdat die techniek fellere kleuren toelaat. Nu probeert hij een soortgelijk resultaat in aquarel te verkrijgen en in de bespreking zal achteraf blijken dat hij er goed in geslaagd is. Het overwegend grijze gebouw heeft felle rode en gele kleurbanen gekregen. Er zit veel perspectief in en een afwisseling tussen de parallelle lijnen en bogen. Een van onze architecten Dominique Reintjens laat het gebouw op hem inwerken en deinst niet terug voor de moeilijke klus. Ook hem fascineren de kleurencombinaties.
Beneden in de hal tref ik Trix en Catherine De Ryck aan, zusterlijk naast elkaar op een bankje. Ze zullen er de hele dag doorbrengen, met veel geduld werkend aan de lijnen, ornamenten en trappen van het gebouw. Catherine krijgt als jongste lid ’s avonds applaus voor haar prestatie maar toch ook de wenk om het figuratieve los te laten en minder te laten zien hoe goed ze kan tekenen. Martine en Eliane hebben een plek uitgekozen waar zij van bovenaf neerkijken op de inkomhal en waar zij in grijzen en blauwen mooi de sfeer van de statige hal weergeven. In het stationscafé zitten Sonja Engelen en Remi Geens te werken. Het is er druk en er hangt die typische sfeer: hoge plafonds, stemmen en keukengeluiden die weergalmen, een penetrante geur van koolsoep …. Het werk van Remi getuigt van een sterke compositie met een doorbraak van perspectivisch beeld naar de figuren toe.
De man die ik in de loop van de dag niet kan terugvinden is Xavier. Hij is ‘gesignaleerd’ in de omgeving van het station, dus ik ben er gerust in dat er ’s avonds iets moois op de tafel zal liggen. En dat is ook zo. Als laatste werk bij de bespreking komt zijn zicht op het gebouw, met een rijtje Antwerpse stadsfietsen links op het blad. Alleen maar lof voor deze ‘bouquet final’ van de avond.

De bespreking wordt gedaan door Gerda Mentens en haar collega Liesbeth Nauwelaerts. Als haringen in een tonnetje – aldus Joost – luisteren alle aanwezigen gespannen naar de opbouwende commentaar. Enkele tips:
-          Sterke accenten leggen om de grijswaarden te doorbreken.
-          Een groot formaat biedt meer mogelijkheden en geeft een werk ruimte om te ademen.
-          Bij fout perspectief: letten op de ooghoogte en de voethoogte. De ooghoogte moet dezelfde zijn, de voethoogte moet veranderen.
-          Als je op een perron staat, kan je niet boven op een trein kijken.
-          Wie sfeer kan scheppen, maakt een goed werk.
-          Iemand die heel goed kan tekenen, moet dat tekenen loslaten . Dan pas ga je schilderen. Vertrouw erop en leer in vlakken te zien.
-          Er moet eenheid in een werk zitten. Geen vlakken die niet samenhangen. De elementen mogen niet te los aan elkaar hangen.
-          Angst is een slechte raadgever.
-          Wie een fout maakt, moet die zo groot maken dat ze niet meer opvalt.
-          Bij aquarel vind je weinig echte coloristen. Durf te experimenteren met kleur! Laat kleurvlakken overlappen.
-          Als je denkt aan stoppen, is het al te laat. Neem afstand van je werk, loop eens rond en bekijk het opnieuw.

Er is weer een mooie workshop achter de rug. Wanneer je een dag doorbrengt op een plek waar je normaal snel in en uit loopt, zie je welk een  verscheidenheid aan mensen daar passeert en hoezeer mensen anders reageren op wat ze zien. Maar vooral hoe onze schilders de dingen op zo’n dag totaal anders bekijken, de ene illustratief, de ander poëtisch of zelfs surrealistisch.
En iedere keer overvalt me weer een groot gevoel van dankbaarheid om al die schilders te mogen kennen en deel te mogen uitmaken van die grote aquarelfamilie.

Bruni Mortier

donderdag 29 augustus 2013

Modelschilderen in het Blauwhof







Het Blauwhof in Kessel was begin mei eens te meer de ideale plek om met enkele enthousiaste mensen  drie dagen te tekenen en te schilderen. Op initiatief van Chris Deltour konden een tiental schilders zich inschrijven voor deze reeks ‘vrij atelier’. Lessen werden er immers niet gegeven. De deelnemers waren – de ene wat meer dan de andere – ervaren tekenaars die elkaar soms om advies of commentaar vroegen maar ieder werkte op zijn manier en probeerde zo goed mogelijk de houdingen van de verschillende modellen op het blad te krijgen.
De eerste dag werd er vooral geoefend op korte houdingen. Een Algerijnse danseres in een los kleed nam telkens andere, soepele poses aan zodat de schilders lijnen en vlekken konden neerzetten die de essentie weergaven. Er waren poses van een half uur maar sommige duurden slechts enkele minuten. Dan komt het erop aan de lijnen van de houding direct op het blad te krijgen. Sommigen maken eerst vlekjes en zetten dan de lijnen erin, of omgekeerd. Allerlei technieken werden uitgeprobeerd: potlood, aquarel, pastel en stift werden door elkaar gebruikt. Chris, de organisatrice, merkte op dat er zich een interne kruisbestuiving voordeed. Wat meeviel bij de ene, wilde een ander ook uitproberen. De korte houdingen waarop de eerste dag vooral geoefend werd, waren ideaal voor de schilderhand om los te komen.
De tweede dag zagen de resultaten er veel beter uit. De schilders hebben de lijnen dan al wat in de hand en het is makkelijker om los te komen. Het model van die dag was gekleed in laagjes en droeg losse sjaals waarmee gewerkt werd. Mia Koeneman zette op één blad verschillende houdingen neer en fantaseerde met technieken en vormen. Voor de meer realistische schilders als Tejo was het moeilijk om de tekentechniek te laten varen en na enkele minuten weer met een nieuwe pose te moeten werken. Het ging erom details te laten vallen en niet te veel op het blad te willen zetten.
“Wie een hoofdje er te precies wil opzetten, gaat soms te prutserig werken. Zo’n hoofd mag best wegvallen.”, aldus Chris. Maar na een dag oefenen, stonden de lijnen meestal losser op het blad en durfden de schilders meer experimenteren. Voor Pascal Cottenier, architect van opleiding, bestond een vrouwenfiguur uit driehoekige vlakken. Hij probeerde eerst vlekken te zetten en een vage vorm te suggereren. Hij vond het belangrijk om bij de opbouw te beginnen met korte lijnen zodat de hand loskomt. Pascal, die vijftig jaar geleden in avondlessen geleerd had naar levend model te schetsen, vond dat je er snel terug in zat en had geen probleem met het tekenen van figuren.
De derde dag werd er gewerkt met een model dat aan de Schiele-meisjes deed denken met haar hoekige vormen en interessante beenderstructuur. Remi Geens had vroeger veel aan modeltekenen gedaan op de klassieke manier. In de academie van die tijd – bijna vijftig jaar geleden – moest er veel gemeten worden en met hulplijntjes gewerkt. Nu bestond de opgave er voor hem vooral in het ritmische in te tekening te krijgen. “Daar zijn verschillende methodes voor. Ik noem dat triangulatie, werken met driehoekjes, telkens doordenken en heel veel oefenen. Het moet constructief goed in elkaar zitten. Bij een figuur heb je afstand en volume en het moet ruimtelijk correct zijn. ”, aldus Remi.
Op de tafel in het atelier van het Blauwhof had Jef Creemers een tekst klaar gelegd over meester-schilder Sam Dillemans die met zijn schrijversportretten de aandacht van de media had getrokken. In dat interview las ik de volgende passage : “Ik durf gerust te beweren dat de tekenkunst de basis van alle beeldende kunst is. Je hebt natuurlijk ook intuïtie nodig in de kunst, maar als je het tekenen beheerst, is de kans veel groter dat je intuïtie juist zit. (…) Het woord academisch heeft tegenwoordig een pejoratieve betekenis gekregen. ’t Is alsof het een artistieke handicap is en in ieder geval volslagen passé. Voor mij is het in geen enkel opzicht een ouderwets begrip : het is van alle tijden en dus ook van nu.”

Een mooie samenvatting van het belang van goed tekenen en kijken, dat ook in deze boeiende workshop aan bod kwam.

Bruni Mortier

Tederheid op handgeschept papier Schilderijen en tekeningen van Georges Schelstraete




                                                                                                     

In het West-Vlaamse Oostrozebeke woont kunstenaar Georges Schelstraete in een landelijke omgeving. Op de grasvelden rond het huis staan zijn levensgrote bronzen beelden, in het atelier kijken ranke  modellen je aan van op langwerpige bladen papier.

Meteen wordt duidelijk dat Schelstraete gefascineerd is door schoonheid, teerheid en bevalligheid. Zijn  modellen zijn vaak jonge meisjes die schuchter en half afgewend iets van hun lichamelijkheid prijs geven. De schilder zoekt echter meer dan het puur waarneembare en peilt naar de diepten van de ziel. Maar het is ook zijn ziel die op het blad wordt vastgezet in fijne lijnen, vegen en vlekken. Hij schildert met acryl maar gebruikt daarnaast houtskool, Siberisch krijt en grafietstift. De grens tussen tekenen en schilderen  verdwijnt. Soms tekent hij met het penseel en schildert hij met zwarte krijtjes. Het grafische is een onderdeel van het totale beeld dat hij wil maken. Zo ontstaat een symbiose tussen de fijne lijn, de harde krabbel en vlekken verf. Voor Schelstraete volstaat het niet dat een tekening een goede fotografische weergave is. Hij wil komen tot zijn ‘lezing’ van wat mensen zijn. De gevoeligheden van de kunstenaar worden leesbaar in het werk door de taal van strepen en punten. “Tekenen is taal voor mij. Als je met taal zorgzaam omgaat, kan je de meest mooie dingen neerschrijven. Dat is ook zo wanneer je tekent of schildert. Je ontwikkelt een eigen alfabet dat je neerschrijft met krijt, houtskool en acryl en waarmee je (de) verhalen van mensen vertelt.”
Mensen zijn voor Schelstraete de meest fantastische wezens die er bestaan, heel dynamisch maar ook teder en kwetsbaar. Ze vormen een dubbele entiteit: sterk en krachtig maar ook fragiel.
 “Ik ben mateloos verrukt en geboeid door mensen. Ik ben opgegroeid in een warm nest waar iedereen welkom was. In de jeugdbeweging en in het vormingswerk heb ik later met kwetsbare mensen leren omgaan. Die bagage zit voorgoed in mijn hoofd en in mijn hart.” Dat merkt de kijker aan de liefdevolle afbeeldingen van zussen, van een slapend kleinkind, van een mijmerende vrouw.
Hoewel de tekeningen vinnig en snel gemaakt zijn, stralen ze een innerlijke rust uit. Ondanks de vele streepjes, lijnen en krabbels is het totale beeld de rust zelve. Zelfs als Schelstraete mensen in beweging schildert, zoals een spelende violiste, ligt het accent op de atmosfeer die van de muziek uitgaat, op het dansante dat toch in evenwicht is met de witte ruimte, wat zorgt voor een serene , geëquilibreerde sfeer. “Ik teken zo weinig mogelijk ballast erbij en houd beweging en eenheid over. Voorbereidende technische schetsen helpen me wel om te weten hoe iets in elkaar zit maar de anatomie is amper belangrijk in mijn werk.”, aldus Schelstraete. Het zuivere anatomisch tekenen, is mij te functioneel. Ik teken naar  model als een zelfstandige vorm van kunst. Het gaat niet louter om de juiste vorm maar om beelden van mensen die een ziel krijgen. Ik denk veel na over mijn werk maar als ik teken, werk ik heel impulsief / intuïtief.  Daarna neem ik afstand van mijn werk  - soms heel letterlijk- om zo objectief mogelijk te lezen wat er staat. Een vettere streep, een dikkere toets … alles krijgt een betekenis. Het na-denken na een werk is tegelijk voor-denken voor het volgende.”

 Schelstraetes voorkeur gaat uit naar handgeschept Nepalees papier dat onder meer al eeuwen lang door de Tibetanen gebruikt wordt. Het is gemaakt van de Lokta-plant die groeit op hoogtes vanaf 2000 meter. Alleen zout en water worden gebruikt om de houtachtige vezels zacht te maken. Elk  blad heeft een scheprand aan vier zijden en het oppervlak is mat met een zijdeachtig karakter. Kleine houterige stukjes geven structuur aan het blad. Het lijkt fragiel maar is ijzersterk. Elk vel heeft een andere tint van natuurkleurig beige tot diepbruin. Om de bruine kleur te verkrijgen wordt het papier gekleurd met noten of bister. Het gebruik van handgeschept papier heeft tot gevolg dat de tekening of schildering onmiddellijk juist moet zijn. Achteraf kan er niets meer veranderd worden.
Schelstraete werkt ook graag op afwijkende formaten. De ene keer kiest hij voor een vierkant blad omdat dan de regels van de gulden snede vervallen en je een andere compositie moet bedenken. De andere keer schildert hij op langwerpige bladen die een bijzondere uitdaging vormen. Zo’n blad heeft onvoldoende breedte waardoor de schilder zich in het keurslijf van de statische beelden dwingt waarvoor telkens een andere oplossing moet gevonden worden.
Schelstraete houdt ervan ‘open’ te schilderen. “Het weglaten van bepaalde delen zet de kijker aan om zelf in te vullen, te dromen, te fantaseren omdat er letterlijk en figuurlijk nog ruimte is op het blad. Door de dingen open te laten, nodig ik de toeschouwer uit – niet om mijn verhaal te lezen – maar om zijn verhaal erin te plaatsen en te herkennen.”

Aan het einde van ons gesprek houdt Schelstraete nog een warm pleidooi voor schoonheid in de kunst. Bij het kijken naar kunst wil hij op zichzelf teruggeworpen worden, wil hij antwoorden vinden op de vragen ‘Wat voel ik en wat denk ik?’. “Kunst kan me schokken maar moet me wel de kans geven mezelf terug te vinden en even te kunnen wegdromen. Waarom zou kunst niet mooi meer mogen zijn? De grauwheid van elke dag is  al voldoende in de media aanwezig. Kunst moet daar niet nog een schep bovenop doen. Ik weet dat er buiten mijn atelier allerlei gebeurt wat ik niet wil, maar in mijn kunst  wens ik warmte te vinden, verstilling en dynamiek.”

Aquarellen van lyrisch landschapschilder Pierre Sentjens






Hoewel Pierre Sentjens bijna uitsluitend aquarellen schildert, wil hij geen aquarellist genoemd worden. Als kunstenaar gebruikt hij  dit medium  maar hij wenst niet in een hokje ondergebracht worden. ‘Lyrisch landschapschilder’ is het begrip dat het best bij hem past.
Sentjens is een atelierschilder die buiten de krachten van de natuur wil ontmoeten maar die in zijn atelier bij artificieel daglicht zijn werken maakt. Wanneer hij in het landschap staat  voelt, kijkt en schetst hij , vindt hij de juiste emoties om in het werk te leggen.
De plekken die hij uitkiest zijn achteraf in het werk nauwelijks te herkennen. De sfeer en de geest blijven dezelfde maar het landschap wordt veralgemeend. Vaak geeft Sentjens er een surrealistische toets aan. Rotsen kunnen dreigend in de lucht hangen, de natuur krijgt een ongewoon gele kleur en …
De ruige natuur van Schotland of het maanlandschap van Lanzarote zijn geliefde onderwerpen. Meestal zijn de vier elementen er aanwezig. Aarde, vuur, licht en water kunnen er nog aan den lijve gevoeld worden. Het vegetale en minerale karakter heeft op deze verlaten plekken veel te bieden voor een aandachtig schildersoog. Sentjens houdt van de oerkrachten van de natuur die uitbarsten in een storm met een kleurenpalet dat de dagelijkse werkelijkheid overstijgt. Wat er in de natuur gebeurt is volgens hem soms surrealistischer dan wat schilders kunnen bedenken.

Sentjens werkt zeer precies met veel aandacht voor de correcte voorbereiding  en afwerking van een werk. Zijn bladen maakt hij aan beide kanten nat, waarna het papier gaat uitzetten en weer inkrimpt. Pas dan spant hij het op en na 24 uur is het klaar om beschilderd te worden. Omdat je bij het aquarelleren nooit een derde dimensie kan krijgen zoals bij olieverf, schildert hij in lagen over elkaar. Kenmerkend voor zijn werken is dat ze doorgaans volledig volgeschilderd zijn. Er is weinig of geen witte ruimte en de kleuren zijn sterk en krachtig. ‘Wil je een sterke aquarel maken, dan moet je donkere kleuren durven gebruiken. Toch mogen ze er niet als een laag opliggen maar de kleur moet in het papier zitten. De korrel van het papier moet zichtbaar blijven. Het wit van het blad kan je niet witter maken, maar je kan het wel spectaculairder maken door de contrasten.’, aldus Sentjens.
Hij is een pure aquarellist die papier, water en pigment zuiver gebruikt. Geen gemengde technieken want de transparantie is essentieel en het licht moet weerkaatsen van het blad. Sentjens werkt traag en laat het water zijn werk doen. Wat er op het blad gebeurt, dat moet je in je werk kunnen behouden. Vol bewondering spreekt hij over de oude Chinese schilders die een landschap verticaal weergeven. ‘Als je in een landschap staat, met je blik in de verte, dan is dat een verticaal gebeuren met een spirituele component. De weg die je ziet is ook je levensweg. Chinezen zetten weinig op het blad maar ze suggereren heel veel. Ook ik wil weg uit dat figuratieve.’
Sentjens kreeg de liefde voor tekenen en schilderen van zijn grootvader die hem als kind op de knieën nam en hem een kip of een konijn liet tekenen. Hij werd zoet gehouden met bladen papier of bierviltjes die hij vol tekende. Later kreeg hij zijn opleiding aan de Ecole des Beaux Arts in Brussel waar hij ateliers volgde als wetenschappelijk tekenen, beeldhouwkunst en  schilderkunst. Sentjens vindt het belangrijk dat een schilder een degelijke culturele basis heeft. ‘Aan de academie leer je potjes en Griekse beelden naschilderen maar je moet daarvan loskomen en gaan zien hoe andere grote schilders het gedaan hebben. Lezen, reizen en  cultuur opdoen, dat heb je ook nodig als schilder. Je hoeft niet acht uur per dag te werken maar je moet alles doen met een project. Het gebeurt dat ik zes maanden niet schilder. Dat doet me goed en dan ontwikkel ik een project waarmee ik opnieuw kan starten. Intussen moet je wel kijken en leven met de intentie van te schilderen. Als ik naar een boom kijk, doe ik dat anders dan wanneer een tuinman naar een boom kijkt.’
Sentjens hamert op het belang van het gebruik van goede materialen. Hij werkt uitsluitend op Arches, de Rolls Royce onder de papiersoorten zegt hij. Vroeger gebruikte hij Schoellershammer maar hij merkte op dat er na een tijd oranje vlekjes in het werk ontstonden. Na een analyse in een labo kwam aan het licht dat er ijzerstof in het papier zat dat door oxidatie die vlekken gaf. ‘Goed materiaal, kwaliteitsvolle penselen enz… dat heb je nodig. Je kan ook geen tennis spelen met een plastic racket.’
Sentjens die in Franstalig België woont maar perfect tweetalig is, wordt wel eens ‘le maître des vagues’ genoemd – de meester van de golven. De zee en alles wat leeft op stranden en rotsen inspireert hem. In eigen beheer gaf hij een schilderboek uit ‘La mer en vacances’ met honderden afbeeldingen in aquarel van zeedieren, planten, visserssloepen en netten  maar ook met recepten en uitleg over al wat met de zee verband houdt.
Waar het voor hem op aankomt in het leven is ‘de droom kunnen vinden en het publiek dat die droom verstaat’.


Boek : ‘La mer en vacances’, tekst en illustraties door Pierre Sentjens

Stage : van 22 tot 28 september 2013 in Pont L’Abbé, Finistère (Bretagne)