dinsdag 30 april 2013

Historiek van het Aquarelinstituut van België

Sinds vijfendertig jaar worden in Mol jaarlijks aquarelsalons georganiseerd door een vereniging die zich in de beginjaren Kempisch Aquarelinstituut noemde, maar die later haar naam wijzigde in Aquarelinstituut van België. De eerste samenkomst van deze groep enthousiaste schilders situeren we in 1976. In dat jaar stelt Gaston Craps zijn aquarellen tentoon in de zaal ‘Oude Post’ in Mol. In 1977 volgt Piet Van Leuven met zijn werken. In enkele lijnen en een subtiel spel van kleurvervloeiing creëert hij het typische beeld van de Antwerpse Kempen. Het succes van deze twee tentoonstellingen werkt als een katalysator voor de schilders-aquarellisten uit de streek die elkaar beter leren kennen. Het eerherstel van de aquarel was begonnen. Naar aanleiding van deze tentoonstellingen komen zeven aquarellisten uit de omgeving samen om een groepstentoonstelling voor te bereiden. Het zijn Jean Challe, Swa Claes, Gaston Craps, Marc Devos, Ann Dudley, René Masquelier en Piet Van Leuven. Hun project wordt gesteund door verschillende culturele instanties die de organisatie op zich nemen. Dit wordt het begin van het ‘Kempisch Aquarelsalon’ in 1978. Een vijftigtal aquarellen worden getoond, overwegend landschappen. Sindsdien, gesteund door het succes en het enthousiasme van de initiatiefnemers maar ook door de sympathie van de culturele instanties, is Mol een actief aquarelcentrum geworden met als jaarlijks orgelpunt het Aquarelsalon. Door de toenemende nood aan ontplooiing werd het vijfde Salon uitgebreid tot een Aquarelfestival - het eerste in zijn soort - met zes gelijktijdige tentoonstellingen, respectievelijk in de Oude Post, Studio 14 , Klim-op, in de salons van J. Vandervoort en in het Jakob Smitsmuseum, waar het vijfde Salon plaats vond. Dertig aquarellisten nemen deel aan dit evenement, onder wie Willy Vandersteen, tekenaar van de stripverhalen ‘Suske en Wiske’. Bezoekers uit België, Frankrijk, Groot-Brittannië en Nederland reageren enthousiast. Dit succes heeft de initiatiefnemers ertoe aangemoedigd om de vier of vijf jaar een gelijkaardig evenement op te zetten. Dus volgden Mol-1987, Mol-1993, Mol-1998, Antwerpen-2001 en Antwerpen-2005, alle onder de noemer “Internationaal Aquarelfestival” met een groeiende aanwezigheid van kunstenaars en internationale groeperingen. Uit het grote succes van deze tentoonstellingen bleek dat er behoefte bestond aan een meer gestructureerde organisatie. In het spoor van het eerste Festival ontstaat de “Kempische Aquarelvereniging” met als stichtende leden Swa Claes (secretaris), Gaston Craps (voorzitter), Rik Hoydonckx, Léon Leenders(Mol), Bert Nuyts (schatbewaarder), Xavier Swolfs, Frans Van Gompel en Piet Van Leuven. De doelstelling van deze vereniging waren: de aquareltechniek stimuleren voornamelijk door het organiseren van workshops, bezoeken van tentoonstellingen en musea in België en het buitenland, de aquarel bekend maken bij een breed publiek en last but not least de aquarel erkennen als volwaardig picturaal medium Op korte tijd groeit het ledenaantal van 20 naar 200 en de vereniging verwierf een aanzienlijk renommee in België en Nederland. In 1984 werden de eerste workshops georganiseerd. De ochtendnevel en de herfstkleuren van het natuurreservaat ‘de Maat’ in het noorden van Mol boden een ideale locatie om een eerste openlucht-workshop in te richten. De zes aanwezige pioniers hebben hun stempel gedrukt op een activiteit die intussen een stevige traditie geworden is. Op deze workshops zijn er geen leerlingen, noch meesters. Het gaat om het kunnen, met vallen en opstaan, van ieder die er deel van uitmaakt, zodat ieder zonder beïnvloeding van een leraar op eigen tempo vorderingen kan maken. Van dan af worden jaarlijks naargelang van de omstandigheden vier workshops ingericht met telkens 60 tot 90 deelnemers. Weldra laat zich de nood aan een structuur voelen zodat in 1988 een workshopcomité wordt opgericht onder leiding van opeenvolgend Marc Taets, Liliane Vandenberk en Joost Richaerts. Door het groeiend aantal leden en de toenemende activiteiten ontstaat de behoefte aan een meer systematische wederzijdse communicatie tussen de comités en de leden. Hieruit groeit het driemaandelijks blad ‘Aquarelinfo’, waarvan in december 1985 het proefnummer verschijnt. In het begin telt het blad acht bladzijden, omslag inbegrepen. Het is gemaakt van gefotokopieerde collages en met de hand geschreven teksten. Dit tijdschrift komt echter vlug op kruissnelheid. Tegenwoordig telt het zestig bladzijden met niet alleen informatie en teksten maar ook met kleurenillustraties. Het wordt samengesteld door een redactieraad onder de leiding van Bruni Mortier en het wordt professioneel gedrukt en verspreid onder de betalende leden. Gezien de uitgebreidheid van de activiteiten, de mogelijke risico’s en kosten , kon de Kempische Aquarelvereniging niet verder zonder een juridisch statuut. Dat wordt opgesteld volgens de reglementen en de naam van de vereniging wordt aangepast. In 1989 verschijnen de statuten in het Belgisch Staatsblad en de officiële naam is dan “Kempsiche Aquarelvereniging”. De administrateurs zijn Swa Claes (voorzitter), Paul de Smet, Rik Hoydonckx, Swat Janssens, Léon Leenders (Mol), Léon Leenders (Antwerpen), Bert Nuyts (penningmeester), Xaveri Swolfs, Marcel Vanderzanden (secretaris) en Frans Van Gompel. In 1999 wordt de Kempische Aquarelvereniging omgevormd tot het Aquarelinstituut van België. Ten gevolge van een nieuwe wet op de verenigingen worden de statuten aangepast. Het is een gelegenheid om een stand van zaken op te maken en vast te stellen dat de vereniging op een meer professionele en internationale basis werkt. Om lid te worden moet men zich kandidaat stellen en een gunstig advies krijgen op basis van de voorgelegde werken Jaarlijks worden de werken voor de Salons geselecteerd door een professionele jury. Om beter te beantwoorden aan de externe sollicitaties en om zowel de aquarel als de vereniging meer te promoten, wordt een groepering van kernleden opgericht. Deze leden worden tot de groep toegalten op basis van een vereist aantal selecties voor de Salons. De Festivals bieden de gelegenheid niet alleen professionele aquarellisten maar ook buitenlandse verenigingen te ontmoeten zodat een netwerk van internationale relaties ontstaat. Hoewel de Antwerpse Kempen met zijn ‘Lake District’ de bakermat van de vereniging is, zal de bekendheid verder groeien onder de naam Aquarelinstituut van België (AIB). Na een verloop van vijfendertig jaar zijn de Aquarelsalons van Mol een stuwende kracht voor de creativiteit van de aquarellisten uit de Kempen en ver daarbuiten. Tegenwoordig heeft deze vereniging een nationale en internationale uitstraling. Dit is voor een deel te danken aan het susses van de ECWS, European Confederation of Watercolour Societies, die door AIB werd opgericht en die nu leden uit heel Europa telt. Wie van de pioniers uit 1978 had kunnen dromen van een dergelijke evolutie? Zoals de leuze van ons land ‘eendracht maakt macht’ luidt, zo hebben wij dank zij de samenwerking en de creativiteit van velen, een mooie bladzijde aquarelgeschiedenis geschreven. De oude droom over de opwaardering van de aquarelkunst wordt hiermee gerealiseerd! Swa Claes Bruni Mortier

Portretten van Siegfried Woldhek Met kritisch oog en scherpe pen

Wie op het Internet op zoek gaat naar schrijversportretten belandt al gauw op de website van Siegfried Woldhek, waar meer dan 1000 tekeningen te zien zijn van de ‘beste satirische tekenaar van Nederland’, zoals Wim de Bie hem noemt. Woldhek kent de Nederlandse en Vlaamse schrijvers door en door en dat merkt men aan de treffende details, de grappige uitvergrotingen en de liefde waarmee de portretten getekend of gepenseeld worden. Coryfeeën als Gerrit Komrij, W.F. Hermans , Jeroen Brouwers, Jan Wolkers of Connie Palmen worden met haarscherpe pen en zwierig elan op het blad neergezet. Sinds 1976 publiceert Woldhek zijn schrijversportretten o.a. in Vrij Nederland en in 2003 verscheen bij de Bezige Bij ‘Knetterende letteren’, een bundeling van 200 getekende schrijversportretten waarin hij zowel het leven als het werk van auteurs haarscherp weet weer te geven. In het portret van Herman de Coninck herkennen we de droeve ogen van de dichter die met een melancholische blik naar de wereld keek en het grote voorhoofd waarachter zich de mooiste beelden tot een snoer van verzen regen. Remco Campert laat hij licht als een ballerina over het podium dansen en bloemen uitstrooien als vlinders om hem heen. Ook de wereldliteratuur is vertegenwoordigd in portretten van o.a. D.H.Lawrence, Charles Dickens of Franz Kafka. Naast schrijvers is Woldhek ook gefascineerd door sportmensen en politici. Sinds 1980 publiceert de NRC zijn politieke cartoons, dierentekeningen en portretten van atleten waarin kenmerkende trekken tot de essentie worden gereduceerd. Aan de vlezige lippen, de grote tanden en de zwarte hoge hoed herken je dressuurrijdster Ankie van Grunsven, in het dubbelportret van Frank en Ronald de Boer lijken de broers een Siamese tweeling die met hun onderkaken aan elkaar vast zitten. Woldhek tekent zijn karikaturen niet alleen maar gebruikt verschillende technieken; pen, potlood, aquarel, inkt en grafiek worden gehanteerd naargelang de aard van het onderwerp, de eigenaardigheden en de passies van de geportretteerden. De portretten zijn vooral een eerbetoon aan de afgebeelde figuren. Eigenaardigheden en zwakke kantjes passeren de revue maar zullen nooit gebruikt worden om mensen te kleineren of belachelijk te maken. Siegfried Woldhek is een veelzijdig man. Naast kunstenaar was hij ook directeur van Vogelbescherming Nederland en het Wereld Natuur Fonds. In 2002 stichtte hij het Nabuur-project, opgericht om dorpsgemeenschappen wereldwijd te ondersteunen en van expertise te voorzien. Lokale gemeenschappen in derdewereldlanden kunnen projecten aanmelden waarvoor ze concrete hulp kunnen gebruiken. Een grote bekommernis om mens, dier en milieu spreekt zowel uit de ecologische projecten waarvoor Woldhek zich engageert als uit zijn artistieke werk. Tussen de politieke figuren van eerste of tweede rang vinden we weldoeners terug als Moeder Theresa, Gandhi en Jane Goodall, de humanist Erasmus en filosofen als Wittgenstein.

Renaat Veris, éminence grise van de pastelschilders

Renaat Veris is een van de meest begaafde hedendaagse Belgische pastellisten en olieverfschilders. Hij munt uit in het schilderen van zelfportretten en stillevens. Voor het samenstellen van zijn ‘natures mortes’ gebruikt hij dorre takken, verwelkte bloemen en planten, dode dieren, zwammen, schedels en schelpen die qua kleur op elkaar afgestemd worden. Kleur is de beslissende factor maar Veris heeft een voorkeur voor gedempte, zachte tonen en brengt slechts hier en daar een fel kleuraccent aan. Hij is een tonalist die complementaire kleuren in alle nuances op elkaar laat inspelen. Een bepaalde kleurvlek overheerst en de rest dient om die vlek zijn grootste intensiteit te geven. Hij gebruikt oude bladen van een scheurpalet om abstracte kleurvlakken in het stilleven aan te brengen. Meestal bouwt hij een werk op in twee kleuren in alle mogelijke schakeringen die naar een hoogtepunt gedreven worden. Hij gebruikt de oude werkwijze van de grisaille of grauwschildering waarin men geen natuurlijke kleuren aanbrengt maar zich beperkt tot de weergave der dingen in alle mogelijke schakeringen van dezelfde kleur, meestal grijs of bruin. ‘Ik begin met een compositietekening, daarover komt een grisaille en die breng ik stilaan op kleur. Ik heb vooraf geen beeld in mijn hoofd. Ik vertrek van iets dat me aanspreekt en van daaruit vormt zich geleidelijk een compositie. Ik begin heel breed en tamelijk grof te schilderen en werk dan naar de verfijning toe.’ Veris houdt van de rijke verscheidenheid van grijstinten. In veel werken komt dat grijs in allerlei varianten voor. Hij vergelijkt zich met een fotograaf die zijn lens eerst wazig instelt, dan bijdraait tot het beeld in zijn volledige scherpte ontstaat. ‘Vanuit een grisaille bouw ik mijn onderwerp sterker en sterker op, laag na laag, tot ik op het einde de krachtigste accenten zet.’ Kobaltviolet zet hij dan tegen een grijs-beige achtergrond met iets oranje in de buurt dat de aandacht trekt. Vaak laat hij zijn stillevens overlopen in een landschap. De doeken die rond de voorwerpen gedrapeerd liggen vormen zich in de achtergrond geleidelijk tot een bergachtig landschap. Veris werkt soms enkele maanden aan een groot schilderij omdat hij laag voor laag schildert tot er harmonie is in het geheel en alle ritmes kloppen. Het ritme wordt vooral bepaald door zijn pointillistische manier van werken. De punten en vlekjes die het hele werk bedekken vergelijkt hij met het vallen van blaren in de herfst of het neerdwarrelen van sneeuw. ‘Als sneeuw valt, zie je kleine vlokjes in de lucht maar er vormen zich geen geometrische tekening of een lijn. Het is die heel natuurlijke dwarreling die ik over mijn werken wil aanbrengen in de vorm van toetsen die het ritme bepalen.’ Veris beschildert het volledige oppervlak van doek of paneel en laat de fijne stipjes en toetsen verder lopen over de lijst. ‘Herhaling is een van de elementen van schoonheid. De matières moeten zich herhalen zodat er een eenheid van vorm ontstaat. Alles moet trillen zoals bij van Gogh die ondanks de wemeling van de toetsen toch eenheid in het werkt creëert.’ De geometrische basisvormen komen terug in de kleinere delen zodat het geheel natuurlijk overkomt. Wanneer hij compositorisch vertrekt van een grote ovaal, laat hij de andere vormen daarin passen. Die ovaal zal regelmatig terugkeren in de andere kleurstukken. Deze verborgen structuur geeft eenheid aan het werk maar op een ongedwongen, natuurlijke manier. In zijn stillevens is de symboliek zeer belangrijk. Wanneer een bepaalde kleurencombinatie zich aan hem opdringt, zoekt hij voorwerpen die daarbij passen en die iets onthullen over de schilder zelf. Hij is een intuïtieve symbolist die door de schikking van de elementen een nieuwe werkelijkheid creëert. Een dode haas die in een driehoekscompositie centraal op het paneel staat, verwijst naar de gekruisigde Christus. Het stilleven ‘Hermes’ refereert door de vleugels van vogels aan de gevleugelde Griekse boodschapper, het mos symboliseert de eeuwigheid en de zaden verwijzen naar de cyclus van leven en vergankelijkheid. Die levenscyclus, het wentelen van de seizoenen, opkomst en verval vormen de rode draad doorheen zijn werken. Gedroogde blaren, dorre boomstronken en afval uit de natuur worden door de schildershand in een dynamische ritmiek weer tot leven gewekt. De sfeer die over het werkt hangt ademt spiritualiteit. ‘Ik gebruik mijn eigen schildertaal om mij uit te drukken. Ik heb een religieuze inborst en voel me verwant met de Japanse boeddhistische schilderkunst maar ik vertolk diezelfde gevoelens met onderwerpen van hier. Soms is mijn composthoop zelfs een bron van inspiratie.‘

Johan Lotens: Schilderen als ‘way of life’

Met het artikel dat over hem verschijnt, gaat voor Johan Lootens een oude droom in vervulling. Als jongen van 15 jaar verkocht hij zijn eerste werkje op de Korenmarkt in Gent en sindsdien is hij uitgegroeid tot een ervaren aquarellist die tweemaal per jaar in het oude centrum van Brugge 150 werken exposeert. Schilderen is de essentie van zijn leven. Brugge is in België dé stad die jaarlijks overspoeld wordt door 7 miljoen kunst-toeristen die respect hebben voor tradities en die graag binnenlopen in de zaal van de oude Huisbrouwerij waar Johan exposeert. Naast de bekende zichten van Brugge met zijn historische gebouwen, het Minnewater en de achterafstraatjes schildert hij ook interieurs en caféscènes waar op regenachtige dagen de klanten hun toevlucht zoeken. Maar hij is ook gefascineerd door Thailand waar hij de stilte van het warme strand op papier vastlegt of de drukte in de straten van de hoofdstad. Van op een bootje op de Chao Phraya rivier in Bangkok brengt hij de geuren en kleuren van de omgeving op zijn blad over. Sfeer en suggestie zijn de sleutelwoorden in zijn werk. Lootens is een klassieke schilder die vertrekt van een tekening en oog heeft voor de typische kleine details die een werk charme geven. Op katoenpapier van Arches (300gr) brengt hij de tekening aan met een pen met glasvezelpunt. Daarmee kan hij gelijkmatig inkt toevoeren. De druk van zijn hand bepaalt of hij zeer fijne lijntjes zet of centimeter dikke lijnen. Met het gebruik van pen en wash gaat hij terug naar de oorsprong van de aquarel. “De pen heeft iets spontaans, los en soepels. Je kan er accenten en contrasten mee aanbrengen. Het zijn leesbare lijnen. Gecombineerd met de katoenstructuur van het papier geeft dat een mooi effect. Gevoeligheden kunnen beter weergegeven worden.” Voorlopers van Turner gingen op dezelfde manier te werk. Soms zet hij in een spontane ingeving met die pen een tekst op het werk. Lootens is een pure aquarellist maar brengt hier en daar een accent aan in Chinese inkt. Hij werkt op droog papier en schildert van boven naar beneden, van links naar rechts en laat alles in elkaar overlopen. Door nat-in-nat te werken krijgt hij meer sfeer op het blad. Het roodbruine van een muur laat hij overlopen in het blauwe van de lucht waardoor een wazigheid ontstaat die zachtheid in het werk brengt. Lootens hecht veel belang aan suggestiviteit. In een tweede fase laat hij alles drogen, dan start hij weer van boven naar omlaag en zet hij waar nodig nog een vlak extra. Als derde fase wordt de helft in de schaduw gezet, de andere helft in het licht. Lootens is een buitenschilder die de nuances van licht en kleur aan den lijve wil ondervinden. “Ik verlang direct contact met mijn onderwerp. Dan pas zie je alle details, alle kleurnuances. Op een foto is gras egaal groen maar in de realiteit is het een wirwar van gelen en groenen. De werkelijkheid is veel rijker en gevarieerder dan om het even welke afbeelding. Ik overdrijf graag inkleuren en flirt zelfs met het kitscherige. Mijn handelsmerk is paars. Die kleur in al zijn fijne schakeringen verveelt mij nooit.” Zijn grote voorbeelden zijn de Amerikaanse aquarellisten Winslow Homer en John Singer Sargent. “De denkwijze van Sargent is onbereikbaar. Hij was minstens even geniaal als Van Dyck”. Van de hedendaagse schilders bewondert hij vooral Charles Reid met zijn ‘natural way to paint’, Alvaro Castagnet die ook overdrijft in zijn kleuren en een zeer emotionele schilder is en zelfs Gottfried Salzmann hoewel die volgens hem te veel naar het abstracte neigt. De kunst van Lootens is immers een romantische kunst. “Ik ben een schilder van oude stenen, bruggetjes, het leven en de menselijkheid, het verval. Ik ben niet de man van de abstracte driehoek.” In de grote voorbeelden maar ook in collega-schilders als Guy Gruwier bewondert hij vooral de meesterlijke techniek, de professionele houding en de passie. “Grote kwaliteitsschilders zijn zeldzaam maar in onze Lage Landen zijn er per vierkante meter de meeste te vinden. Dat ligt aan ons klimaat, onze traditie en cultuur.” Omdat Lootens les geeft aan de Sint-Lucas kunstschool in Gent waar hij tien jaar kunst studeerde, vraag ik hem of de aquarelkunst nog aan bod komt in de huidige leerplannen. Hij is het ermee eens dat aquarel stiefmoederlijk behandeld wordt. In de bezuinigingswoede die er nu heerst worden richtingen afgebouwd en hier en daar ‘ziet men aquarel nog door de vingers’. “Jonge mensen vinden aquarel doorgaans niet hip, het is iets voor pralines-etende, koffiedrinkende vrouwen. Maar voor mij is het belangrijk dat er aandacht is voor mijn werk. Ik hoef niet in een museum terecht te komen waar mijn werk in de kelders wordt opgeborgen. Ik wil dat mijn werk leeft bij de mensen en bij hen vind ik de waardering waarvoor ik het uiteindelijk doe.”

De stem van de steen in de werken van Simonne de Visscher

In een kunstgalerij in de Belgische badplaats Knokke ontmoet ik Simonne De Visscher en haar man Raf. Aan de wanden van de galerij hangen de olieverfwerken van Simonne die een synthese vormen van haar kunstenaarsloopbaan: weelderig groene impressionistische natuurtaferelen zoals Monet die schilderde van zijn vijvers en waterlelies in Giverny, enkele vrouwelijke naaktfiguren en werken uit haar recente periode die zij zelf ‘het stenen tijdperk’ noemt. Sinds 1968, toen Simonne De Visscher voor het eerst stenen tot onderwerp van haar werken maakte, heeft dit thema haar niet meer losgelaten. Van de blauwgrijze keien op het strand in Kreta over de ruige rotsen in de Cévennen of de hobbelige bodem van een bergrivier in Turkije, telkens is het de rode draad van het stenen landschap dat in haar werken terugkeert. De oorsprong van haar fascinatie voor stenen ligt in de reizen die zij met haar man maakte doorheen Europa, later in het Verre Oosten of in de VS.Wat haar aantrekt, is vooral het ongerepte in het landschap en het rijke kleurenpalet dat in de verschillende steensoorten is terug te vinden. De laatste tijd zijn het de natuurparken in de VS die haar lokken. De confrontatie met deze eindeloze natuurpracht en -variëteit heeft haar kleurenpalet beïnvloed. Daar vond ze de warme oranje-bruine of okeren kleuren van de woestijn of van de parken in Yellowstone, Bryce Canyon of Arches. Het zijn niet de grote natuurparken als Grand Canyon of Monument Valley diezij opzoekt, maar de schoonheid van een kleine plek waar zij dicht bij haar onderwerp kan zitten en minutieus elke groef of oneffenheid in het oppervlak kan weergeven. Pleinairisme Simonne is een pleinairist die midden in haar onderwerp wil zitten. Thuis bereidt ze haar doeken voor en brengt ze lagen aan zoals bij het marmeren gebeurt: een techniek waarmee kleurig papier gemaakt wordt, door er patronen van olieverf op aan te brengen. Ter plekke zet ze het motief op het doek, bijvoorbeeld de barstjes, puntjes en putjes die de tijd in de verweerde steen heeft geslepen. Die oneffenheden maken de geest en het karakter van de steen uit. Zij zullen mee de compositie van het werk bepalen. In Petrified Forest vond de kunstenares inspiratie in het versteende hout. In dat fossiel hout, zijn alle organische materialen vervangen door mineralen zoals kwarts, met behoud van de structuur van het hout. Door wind- en watererosie kwamen deze versteende boomstammen weer aan de oppervlakte en zij bieden nu een aantrekkelijk schouwspel van fossiele gesteenten of mineralen die kleur geven aan het versteende hout. Het ruwe van de steen en de transparantie van de kristallen herkennen we in werken als ‘Souvenir of Crystal’ en ‘Fragility’. Het spel van water en licht speelt ook een belangrijke rol. Water biedt in combinatie met stenen talloze mogelijkheden. Rotsachtige kusten, neerdonderende watervallen langs een steile bergwand of het zeewater dat over een pier spoelt, het zijn telkens aanleidingen om de steen van binnenuit te leren kennen en de sfeer van die plaats op dat moment van de dag weer te geven. En dan is er de zon die haar wisselende spel speelt en variaties van licht en donker over de stenen uitstrooit. Natuurlijk zijn sfeer en emotie niet weg te denken uit deze werken. Zij liggen aan de basis van elk kunstwerk. Ronde schilderijen Om de verbondenheid met de natuur zo goed mogelijk tot uitdrukking te brengen, geeft Simonne soms een ronde vorm aan haar schilderijen van versteende boomdoorsnedes met een gekristalliseerde kern. Rond het doek wordt een houten ring aangebracht waarop ze een pasta op basis van marmerpoeder zet. Zo ontstaan haar ‘Petrified dreams’ die op een voetstuk geplaatst, als een stenen sculptuur in de ruimte staan. Het lijken echte boomschijven maar toch heeft de hand van de kunstenares ze vorm gegeven. Door een detail uit te vergroten, elementen weg te laten of te overdrijven wordt de natuur een stuk van haar persoonlijkheid. Op het eerste gezicht lijken deze werken abstract maar daar is Simonne het niet mee eens. Zij vindt net die werken de meest realistische omdat ze zo precies de structuur en de nerven van de steen weergeven. “Alles wat je van heel dichtbij bekijkt, wordt abstract.”, aldus de kunstenares.

Gelaagde aquarellen van Denise Hermans

Denise Hermans is als kunstenaar een autodidact. Zij heeft nooit academie gevolgd maar schilderen en tekenen zit in de familie.In 1984 is zij begonnen met aquarel en ging zij lessen volgen in het Kunstencentrum van Geroen De Bruycker in Vaalbeek. Daar ontmoette zij enkele AIB-leden uit het Leuvense die haar in contact brachten met het Aquarelinstituut van België. Van haar leraar De Bruycker leerde zij vooral werken met contrasten en grote vormen. Geen details schilderen maar heel snel en direct werken: de juiste kleur op de juiste plaats in de juiste vorm. Denise heeft leren tekenen in functie van de aquarel. “Je moet je onderwerp plaatsen op het blad en de rest moet gebeuren in aquarel. Je leert er ook zien, met je ogen half dicht zodat alleen de grote vormen overblijven.” Snel werken hield in dat je na een half uur ermee ophoudt en opnieuw begint op een ander blad. Kijken en onmiddellijk opzetten en je laten leiden door je gevoel. Stilaan is Denise van werkwijze veranderd. Het is nu vooral boeiend om de aanzet verder uit te werken. Nadenken over de dingen en hoe meer je ergens over nadenkt, hoe bewuster je het achteraf kan toepassen. Zij schildert nu in lagen en neemt meer afstand van haar onderwerp. Doorkijkjes “Ik vertrek bijvoorbeeld van een landschap maar ik blijf doorwerken op de contrasten zodat je in het werk achteraf meer kan zien dan alleen maar bomen. Er ontstaan doorkijkjes die een wereld achter het geschilderde suggereren. Ik leg geregeld mijn blad op de grond om afstand te nemen en te kijken wat er nog moet gebeuren. Zelfs mijn schetsen leg ik op de grond om te zien waar het fout zit. Het duurt vrij lang voor mijn werk af is. De verschillende laagjes moeten kunnen drogen vooraleer ik verder werk. Soms duurt het maanden eer een werk af is.Als ik het gevoel heb dat er nog iets ontbreekt, blijft het in de map zitten tot ik weet wat er nodig is om het werk af te maken. Dat kan ergens een donkere toets zijn of een transparante kleur met veel water over een gedeelte van de aquarel aangebracht.” Mooie plaatjes zijn voor Denise niet interessant, niet uitdagend genoeg. Het onderwerp moet haar in de eerste plaats aanspreken. Het is geen puur abstract schilderen en hoewel zij altijd van een onderwerp vertrekt, zal ze nooit echt realistisch-fotografisch schilderen. “Van dat voorzichtige gepriegel krijg ik de kriebels. Geef mij maar het ruwere werk. Er zijn schilders die fotografisch kunnen werken en dat bewonder ik, maar zelf kan ik het niet en ik wil het ook niet kunnen omdat het mij niet ligt.” Sober kleurgebruik Denise beperkt zich in de kleuren die zij uitkiest. “Ik heb me een tijdlang afgezet tegen die lichte kleurtjes en ben mijn aquarellen donkerder en zwaarder gaan maken door er voortdurend lagen aan toe te voegen en veel indigo te gebruiken maar ik weet dat ik daarmee moet oppassen omdat het dan niet meer transparant blijft. Intussen heeft indigo plaats gemaakt voor krachtig blauw en helder rood wat veel frisser oogt. Ik schilder maar met één borstel, en die gebruik ik volledig. Een dik penseel met een goed punt volstaat voor mij. Ik schilder niet met mijn verstand maar laat me leiden door mijn handen. Als mijn hand ergens een veeg verf wil aanbrengen, laat ik dat gebeuren.Vooraf heb ik mij natuurlijk een beeld gevormd van wat er op het papier moet komen. Eens het penseel in de hand is het vooral aanvoelen en water en verf laten werken. Inspelen op wat er op het papier gebeurt maakt dan van elke aquarel een nieuwe uitdaging.”

Aquarelsprankels

Aquarelliste Liliane Vandenberk woont in Overpelt in Belgisch-Limburg. Hoewel zij vaak reizen maakt naar verre oorden als India of China, houdt zij er meer van haar ziel en emoties te uiten in het schilderen van Kempense landschappen. Terwijl ze zich in het buitenland eerder een waarnemer voelt, slaagt ze er hier beter in de impressies van het landschap op zich te laten inwerken. Sfeer en gevoel op het blad brengen, dat is haar bedoeling met het schilderen van de bossen, plassen of parken in haar omgeving. De onderwerpen van haar werken lijken niet echt seizoensgebonden. Soms ontstaat midden in de zomer een winterlandschap omdat haar kleurkeuze bepaald wordt door de gevoelens van het moment. Uit dat kleurengamma en het palet dat ze ermee heeft samengesteld, groeit dan een landschap. Liliane werkt nat-in-nat en naargelang de vloeiingen op het blad voegt zij meer of minder pigment toe. Om de compositie te bepalen brengt ze summier een getekende aanzet aan die een houvast moet bieden bij de vlakverdeling. Met brede kwasten, zuiver water en pigment borstelt zij haar werk. Zij is een voorstander van de pure aquareltechniek maar probeert wel de nieuwe mediums uit die op de markt aangeboden worden. Het Blending Medium van Winsor &Newton mengt ze met het aquarelwater waardoor de verf minder snel opdroogt als het warm is. De verf krijgt meer tijd om in elkaar te lopen want ze wordt niet dadelijk door het blad opgeslorpt. Ossegal is een product waarmee het pigment makkelijker bindt en het verandert niets aan het aquarelkarakter van het werk. Om het pigment beter te laten uitkomen wordt soms Granulation Medium gebruikt dat een korrelig, gemarmerd effect veroorzaakt. Alleen deze hulpmiddelen gebruikt zij om te experimenteren, verder is de aquarel puur. Geen dekwit, maar uitsparingen op het blad, nooit gemengde technieken. Het zijn het water en de verf die het werk moeten maken. Als papier gebruikt zij een zware papiersoort van minimum 300gr en haar werken hebben doorgaans een groot formaat. Toch heeft Liliane zich onlangs toegelegd op het kleinere aquarelwerk toen zij gevraagd werd haar medewerking te verlenen aan de samenstelling van een haiku-boek dat met aquarellen zou geïllustreerd worden. Op inititiatief van erenotaris Seresia uit Overpelt, die een verwoed haiku-schrijver is, en met de medewerking van dichter Marius De Geest werden gedichten en aquarellen gecombineerd in een lijvig boek dat de titel kreeg “Sprankels”. Het boek wordt verkocht ten bate van de instelling Sint-Oda, een tehuis voor zwaar mentaal gehandicapte kinderen. De titel ‘Sprankels’ verwijst naar de spreekwoordelijke ‘sprankel van hoop’ maar ook naar de verfspetters die aan de basis liggen van de boekillustraties. Samen met aquarelliste Agy Claessen maakte Liliane een honderdtal aquarelletjes die passen bij de inhoud van de haiku. De gevoelens en gedachten die de dichter in de haiku uitdrukt, heeft zij figuratief weergegeven. Een sneeuwhoen op het water, bijen in een bloemkelk, meiklokjes of een donker bos passen bij de natuurervaring die aan de basis ligt van de haiku. Het tere en transparante van de aquarel geeft een meerwaarde aan de natuurervaring in het gedicht. Veel haiku’s zijn alleen maar met verfspetters geïllustreerd. Het zijn die sprankels van kleuren die tot de titel van het boek geleid hebben en die als een rode draad erdoorheen lopen. Soms is het een grote klad verf met veel kleine spetters errond, soms weer een enkele verfspat als detail eruitgehaald en als illustratie gebruikt. Omdat Liliane gewoon is op groot formaat abstraherend te werken, vergde deze illustratiemethode heel wat inspanning. “Ik moest een knop omdraaien en veel discipline opbrengen om de afbeeldingen zo juist mogelijk te maken. Een sneeuwhoen moet er echt als een sneeuwhoen uitzien met zijn specifieke kenmerken. Dat vergde heel wat research en ik ben maandenlang met dit project bezig geweest.” Maar schilderen is geen opgave voor haar, het is een passie. “Ik kan niet meer zonder. Bij het aquarelleren kan je je emoties kwijt en je gedachten komen los van de dagelijkse zorgen. Kortom, het maakt je gelukkig.”

maandag 29 april 2013

Aquarelleren, een passie voor Swa Claes

Toen de Nederlandse televisie een uitzending wijdde aan de in Italië verblijvende schilder Corneille , hoorde ik die Cobra-kunstenaar iets over zichzelf zeggen waarvan ik dacht dat dat ook op Swa Claes van toepassing kon zijn. Corneille zei : ‘Ik ben de schilder van mijn eigen geluk’. Na de lange gesprekken die ik met Swa gevoerd heb, weet ik dat deze woorden ook voor hem gelden. Swa Claes is ook de schilder van zijn eigen geluk. De aquarelkunst van Swa Claes (°Balen 1935) is enerzijds geënt op het feit dat hij een geboren pedagoog is voor wie het spelend leren erg belangrijk is, anderzijds is hij een natuurliefhebber die de verbondenheid met aarde, licht en water al in zijn genen meegekregen heeft. Spelend leren Swa Claes was in zijn functie van leraar en schoolhoofd aan enkele basisscholen in de Kempen altijd begaan met jonge mensen die hij wilde leren kijken, wilde leren de wereld te ontdekken, de natuur beter observeren en nieuwe dingen zien. Toen hij in de jaren ‘70 veel optrok met de schilders Gaston Craps en Piet Van Leuven is zijn passie voor aquarelleren ontstaan. Samen hadden zij in Nederland al wat tentoonstellingen van Hollandse en Chinese aquarellisten bezocht en stonden zij vol bewondering voor deze minder bekende manier van schilderen. Ze wisten toen nog weinig of niets over techniek, papiervariëteiten, verfsoorten enz. Wel leefde er al een uitgesproken bewondering voor het werk van Turner, voor diens onvergelijkbare beheersing van de kleurtonaliteiten waardoor Turner erin slaagt een stralende lichtglans te creëren en daarbij nieuwe kleurgebieden te ontdekken. Omdat Swa toen al veel tekende en ook Chinese penseelschetsen maakte, was de stap gauw gezet. De juiste penseelvoering was er ; alleen de vele nuances van grijs moesten door een rijk kleurenpalet vervangen worden. En de eerste aquarellen zagen het daglicht. Met kleur werken , dat vond Swa niet zo moeilijk. Als leraar in het basisonderwijs gaf hij zijn leerlingen immers wekelijks les in plakkaatschilderen en met veel water gemengd kreeg die plakkaatverf ook een zekere transparantie. Toen begon de zoektocht naar het juiste papier; voor de landschapsschilder die hij was lag de oplossing in het zeer gekorrelde papier dat door zijn geconcentreerde oppervlak het lichtspel nog versterkte. De ontdekking van het licht En dan zijn we bij een van de kernwoorden van deze schilder aanbeland: het licht. Swa ontdekte in de vele schilderachtige hoekjes van Mol en omgeving hoe het licht gezeefd werd door de bomen en planten om hem heen en hoe hij dat lichtspel het best op het papier kon laten overvloeien. Door de jaren heen zijn suggestie en fluïditeit daarbij primordiaal geworden. Het landschap dat hij ziet probeert hij minder en minder te reproduceren; eerder zal hij de essentie van een bepaalde plek zoeken en schilderen. Swa Claes ziet het landschap als een fragment van de natuur waarvan het wezen gevormd wordt door de inwendige krachten die het bewegen en door de uitwendige toevalligheden als weersomstandigheden en lichtinval.Hij wil in zijn aquarelkunst de kijker een helpende hand reiken , hem leren de natuur beter te observeren en onvermoede dingen te zien. . Met zijn aquarellen – die meestal verstilde natuurmomenten zijn – probeert hij de ogen van de toeschouwer te leiden waar hij ze hebben wil. Zijn horizontale bomenrijen lijken gordijnen die je kan opentrekken, waar je gaten in vindt die licht doorlaten. Hij legt zijn horizon hoog op het blad en schildert de waterpartijen verticaal zodat de ogen van de kijker van beneden naar boven over het werk gaan. In de voorgrond opent hij een pad naar het punt waar het licht zich concentreert. Dit ‘verdwijnpunt’ is kenmerkend voor de aquarellen van Claes. Mensen nieuwsgierig maken naar wat er te zien is , ze uitnodigen om verder op zoek te gaan in een werk leidt volgens hem automatisch tot een grotere waardering van de natuur en dus ook tot natuurbescherming Hij wil in zijn landschappen zeker niet de natuur slaafs nabeelden. De gekozen elementen ordent hij tot een kunstwerk op grond van doordringende waarnemingen en van de emoties die hij ondergaat bij het bekijken en ervaren van de natuur. Zijn kleuren- en vormentaal zijn – in vergelijking met enkele jaren geleden- sterk vereenvoudigd. Met twee gelen, twee roden, een drietal blauwen en zijn geliefkoosde gebrande siena laat hij zijn indrukken op het blad neervloeien. En dan zijn we weer bij het element ‘passie’ beland. Op mijn vraag wat hij precies onder die passie verstaat antwoordde hij gewoonweg: ‘Je staat ermee op en je gaat ermee slapen’. Hij is een natuurliefhebber die de verbondenheid met aarde, licht en water altijd heeft gevoeld. Het teken- en schildertalent dat hij van bij zijn geboorte heeft geërfd is voor hem altijd een levenselixir geweest, een plek om zich terug te trekken in moeilijke tijden, een hedonistisch zich uitleven in water en verf in gelukkige dagen Schilderen was soms een therapeutisch proces om zorgen opzij te kunnen zetten en in volledige concentratie te kunnen opgaan in de kunst. Maar meestal is het een onweerstaanbare drang om in verwondering alles te bekijken alsof je het voor het eerst ziet , om gevoelens via het penseel op het blad te laten wegvloeien. De gebruikte kleuren verraden veel emotionaliteit en zachtmoedigheid, een streven naar harmonie maar ook een vermogen tot zelfrelativering.

Torild Inger Børretzen:

Schilderes Torild Inger Borretzen (°1951) groeide op in West-Noorwegen waar diepe fjorden omringd worden door prachtige berglandschappen. Deze streek, de kleuren, de diepte en de harmonie liggen aan de basis van haar kunst. Het kleine dorp Etne had geen musea of galerijen en Torild kende slechts een kunstenaar die ook schilderde. Zij voelde die onweerstaanbare drang om iets te creëren en keek vaak in educatieve boeken met illustraties van moderne Noorse kunstenaars. Die inspireerden haar om buiten te gaan schilderen. Toen ze twaalf was, maakte ze een eerste niet-transparante aquarel van een lentedag in de tuin. Om bij te leren, kopieerde ze werken van Henrik Sørensen, Harald Kile en anderen van wie ze afbeeldingen vond in kalenders of tijdschriften. Haar belangrijkste voorbeeld tot op vandaag is de Noorse schilder Edvard Munch. Omdat het leven van een kunstenaar niet altijd over rozen loopt, wilden haar ouders dat ze een lerarenopleiding volgde. Daarom ging ze in de jaren zeventig, toen de hippies hoogtij vierden, naar Bergen waar ze een opleiding kreeg in tekenen, schilderen, grafische technieken en keramiek. Door het maken van potten kreeg ze meer inzicht in de leer van vormen en texturen. Toen Torild 28 werd, hield ze haar eerste solotentoonstelling in de Kunsthal van Bergen met aquarellen, pastellen en grafisch werk. Sindsdien heeft ze een eigen atelier en exposeert ze om haar kunst tot bij de mensen te brengen op vele plaatsen in het uitgestrekte Noorwegen. “Soms heb ik gouden tijden beleefd, maar op andere momenten moest ik les geven om het hoofd boven water te houden”, aldus Torild. Als alleenstaande moeder met een dochter kreeg zij financiële steun van de overheid zodat zij haar artistieke carrière kon verder zetten. “Ik leefde als een bohemer, met veel vrijheid en vreugde, met muziek en dans die het leven aangenamer maken.” In het schilderen kon ze haar dagelijkse angsten en zorgen kwijt. Toen haar moeder in 2002 overleed, schreef ze: “ Het voorbije jaar waarin ik mijn moeder en mijn thuis in Etne verloor, heeft mijn laatste werken gekleurd. Ik gebruik veel blauw. Het mengen van het melancholische blauw met het vrolijke geel, geeft een hoopvolle groene kleur. Hoop laat ons verder leven. Het proces is begonnen, de vreugde wacht ….” Als jonge studente ontdekte Torild de aquareltechniek, die voor haar een belangrijk uitdrukkingsmiddel werd. Met eenvoudige middelen en het juiste licht kon ze zowel schetsen maken als een volledig kunstwerk. Ondanks zijn eenvoud is de techniek toch moeilijk onder de knie te krijgen. Maker, idee, papier, water en verf moeten optimaal samenwerken. Een aquarel kan je niet naschilderen, dus ook niet vervalsen. “De natuur is mijn inspiratiebron en uitdrukkingsmiddel. In mijn jeugd bezocht ik de Tate Gallery om de werken van Turner te bekijken. Ze waren indrukwekkend, maar toch werd ik vooral geraakt door een kleine aquarel van Emil Nolde. Die trof mij recht in mijn hart. Ik zal nooit dat hartstochtelijke en wonderlijke landschap vergeten. Later las ik dat hij als oude man op de grond ging liggen om met zijn armen uitgestrekt de Aarde te omarmen. Dat gevoel en die liefde voor de natuur wist hij in dat kleine kunstwerk over te brengen. Dat is ook mijn ideaal. Daarin ligt voor mij de echte kunst. Van Gogh associeer ik met sterke gevoelens en diepe schoonheid. Georgia O’Keefe bewonder ik om haar erotische, vrouwelijke landschappen, voorwerpen en bloemen en ook zij inspireert me. De fotograaf Edward Weston maakt me gelukkig met zijn natuurbeelden en zijn studies van bloemen en schelpen. Hij gebruikt het licht en de lijnen in de schilderijen op een mooie, sensuele manier. De schilder Bonnard maakt delicate composities van interieurs en hij is een bijzonder kolorist.” Al deze kunstenaars hebben haar beïnvloed en blijven onderhuids een rol spelen. “Om meer weer te geven dan het oppervlakkige, gebruik ik voorwerpen uit mijn dagelijkse omgeving. Ik wil dat resultaat bereiken door lijnen, evenwicht, contrasten en kleur. Ik werk zelden volledig abstract, altijd is er wel iets figuratiefs te herkennen. Ik streef naar expressionisme met een diepere betekenis dan het louter herkenbare.” Stokvis is al jarenlang een typisch product van het noorden in Noorwegen. Het is kabeljauw en schelvis die zonder zout in de koude wind wordt gedroogd. De Nederlanders en Duitsers die de vis exporteerden, hebben van Bergen een havenstad en handelsstad gemaakt. Zo’n stokvis lag op een dag op Torilds rode tafel. Ze voelde zich gefrustreerd en ziek door een allergische reactie op de olieverf die ze gebruikt had. Dat had geleid tot reumatiek aan een oog. Ze was moe en had geen inspiratie. Toen ze naar de gedroogde vis zonder kop keek, leek die haar toe te schreeuwen. Die schreeuw herkende ze en ze begon te schilderen. Een hele reeks vissen vloeide uit haar penseel en haar slechte humeur was weg. Zo werkte zichzelf uit een depressie. Sindsdien zijn drie van die vissen haar ‘modellen’ geworden. Ze laat ze dansen, zingen, lachen, kussen en vrijen. Een van die werken “En het wordt te snel weer dag” hing op het Aquarelfestival in Antwerpen in mei 2010. Jaqueline Stare, editor van “akvarellen” schrijft over haar: “Kleur is belangrijk voor Torild Inger Börretzen. Met welke techniek ze ook werkt, ze vertrekt telkens vanuit dezelfde basis als ze een compositie opstelt, zowel voor een stilleven als voor een landschap. Ze snijdt vaak haar onderwerp af en vereenvoudigt het om de expressiviteit te verhogen en spanning in het werk te brengen. Zij is er absoluut van overtuigd dat haar onderwerp belangrijk is voor haarzelf maar ook voor de anderen. Zij heeft iets dat ze gewoonweg wil delen met het publiek. De reeks stokvissen is ontstaan uit een frustratie tijdens een periode van ziekte. Het resulteerde in een aquareltentoonstelling van vissen die te zien was in Bilbao in 2006 tijdens de ECWS-dagen.”

De onvoorspelbaarheid van gevoelens : Portretten en modellen van Walter Brems

Wie binnenkomt in het statige huis en het ruime atelier van Walter Brems merkt meteen dat hier een persoonlijkheid woont voor wie kunst in de brede zin van het woord van levensbelang is. Modern design, serene Boeddhabeelden en grote olieverfwerken of collages aan de muren verraden dat hier door middel van kleurencombinaties en vormpatronen kracht en schoonheid worden gecreëerd. De hele omgeving baadt in de rustige kleuren zwart, diep paars, grijs en wit. Diezelfde kleuren vinden we terug op het palet dat Brems gebruikt om zijn doeken te schilderen. Tegen grijsbruine of blauw-paarse transparante banen van pigment plaatst hij telkens weer die mysterieuze vrouwenfiguur: de vrouw die met neergeslagen ogen een te grote grauwe regenmantel rond haar tengere naakte lichaam slaat, het jonge meisje in een sensuele bustier of met een kanten topje waarvan de schouderbandjes achteloos neerhangen. Slechts zelden kijken de modellen je aan. Meestal houden zij de blik afgewend en lijken ze dromerig of vragend in de verte te turen. De poëtische titels lichten een tipje van de symbolische sluier en tonen dat onvoorspelbaarheid, onoverbrugbaarheid, eenzaamheid en illusie sleutelbegrippen zijn voor de romantische geest die Walter Brems is. Omdat hij meestal met modellen werkt en zingeving belangrijk vindt, houdt hij er niet van met het etiket ‘fijnschilder’ bestempeld te worden. ‘Fijnschilders schilderen doorgaans stillevens of landschappen en zijn niet genoeg een kind van hun tijd. Technisch kunnen zij perfect een jachttafereel schilderen of een Romeins glas maar hun onderwerpen zijn mij te oubollig. Er zit te weinig vernieuwing in het stilleven zelf.’, aldus Brems. De portretten van Brems bestaan voor drie vierde uit abstractie. Tegenover die sobere non-figuratieve achtergrond staat de verfijning waarmee het model wordt getekend en geschilderd. Tekenen is de absolute basis voor Walter, die dertig jaar tekenleraar aan de academie was. ‘In elke opleiding aan de academie is tekenen van primordiaal belang. Alle grote namen uit de kunstgeschiedenis – zelfs de conceptuele kunstenaars – waren knappe tekenaars. Wie in de beeldende kunsten stapt zonder te kunnen tekenen, bouwt aan een huis zonder fundamenten.’ De kunstenaar prepareert meticuleus het canvas waarop hij zal werken. Om het model te schilderen, verkiest hij een zeer fijn doek dat op hout wordt gekleefd zodat geen enkele oneffenheid het effect kan verstoren. Op dit klassiek geprepareerde doek brengt hij dunne onderschilderingen aan met een waterachtig effect. Daarop wordt telkens laag per laag verder gewerkt met steeds dikkere verf. De techniek van het tamponneren met borstels van het fijnste marter- of dashaar laat hem toe heel fijne overgangen te creëren. Voor de abstracte achtergrond maakt hij soms met een mengeling van gietgips, lijm en gesso een reliëf dat de abstractie rijker maakt doordat het licht erin kan spelen. Zijn werken op papier bestaan uit collages van litho’s die hij heeft stuk gescheurd en die hij opwerkt in kleur. Ook die collages laat hij naadloos in elkaar overlopen door ze zo grondig te schuren dat de overgangen niet meer zichtbaar zijn. ‘In een kwade bui heb ik ooit alles verscheurd. Die fragmenten vielen willekeurig op de grond en toen ontdekte ik de schoonheid van het fragmenteren. Dat is een eigen leven gaan leiden en mijn collages hebben nu een repetitief karakter.’ Het is evident dat een romantische kunstenaar zich ook laat bevruchten door de poëzie. Dichters als Rutger Kopland en Jotie t’Hooft geven hem vaak inspiratie. Titels als ‘Het wit van doorzichtigheid’, ‘Ballade van de eenzaamheid’ en ‘Stilte, in haar mond verzameld’ konden net zo goed thuishoren in een dichtbundel. ‘Titels helpen je vaak op weg naar een interpretatie van het werk. Niet elk werk vertelt een verhaal maar de achterliggende gedachte krijg je erbij als supplement. Sommigen vinden dit te romantisch, misschien zelfs sentimenteel maar anderzijds is het ook beangstigend.’ Brems stelt de mens en de maatschappij in vraag en beseft dat dit geen vrolijk werk is. Zijn modellen lachen nooit, hun huid heeft geen vleeskleur maar is geschilderd in vergrijsde, sombere tinten. Vorm en inhoud zijn één. Kleurgebruik en thematiek gaan hand in hand. De staalblauwe kleur suggereert leegte, violet en bruinrood roepen associaties op met zwaarmoedigheid en somberheid. De eenzame figuur uit ‘In erosie verloren’ staat in grijsblauwe vlakken gekaderd te wachten op het onbenoembare. Brems heeft haar geschilderd met de esthetiek van Bill Viola’s ‘The Crossing’ voor ogen waarin een figuur langzaam oplost in water. Brems is een kunstenaar die zweeft tussen de nostalgie naar vaktechnische klassieke verworvenheden enerzijds en het moderne design anderzijds. Door zijn haarfijne manier van schilderen, zijn poëtisch kader en zijn gebruikmaking van hedendaagse referentiepunten roepen zijn werken bij mij versregels op van Hugo Claus die in het gedicht ‘Ik schrijf je neer’ de vrouw vergelijkt met een heidens altaar dat hij met vingers van licht bespeelt en streelt. Zo worden ook Brems’ modellen met penselen van licht bespeeld en gestreeld.

Monique Tevenie : Opgaan in een blad papier

Op het 28ste Aquarelsalon van het Aquarelinstituut van België won de Limburgse aquarelliste Monique Tevenie de Prijs van het Publiek met haar werk ‘Uitdaging’. Het thema van het Salon was ‘Erotiek’, een onderwerp dat zij op een bijna abstract-lineaire manier heeft weergegeven. Om over haar werken te praten, heb ik Monique gaan opgezocht tijdens een zomerworkshop in Lier waar zij met tientallen schilders van het AIB bij de vijver in het stadspark zat te schilderen. Lier is een van de meest schilderachtige Vlaamse stadjes. Het is de stad van schrijver Felix Timmermans die de omgeving aan de stadsrand beschreef als de plek “waar de drie kronkelende Nethen een zilveren knoop leggen”. Op het tafeltje voor haar ligt een blad papier van 50 x 70 waarop zij grote blauwgroene vlakken heeft neergezet die moeten drogen. Ze kijkt aandachtig uit over een donkere waterplas waarin diepgroene en bordeauxrode bomen hun bladeren weerspiegelen. Monique werkt traag en bedachtzaam. “Vooraleer ik begin, moet ik weten welke richting ik uit wil. Ik heb een aanleiding nodig, iets dat mij treft in een vorm, in de kleuren of het ritmespel. Daar kijk ik heel lang naar. Ik maak mijn blad kletsnat en laat de kleuren dooreenlopen. Ik focus me op wat er op mijn blad gebeurt en laat het onderwerp los. Ik ga volledig op in mijn blad papier en laat de dingen gebeuren. Ik weet nooit vooraf wat het zal worden, maar meestal is het iets abstracts.” Haar kleurkeuze wordt bepaald door wat ze gezien heeft maar evenzeer door wat ze in haar gedachten heeft. Ze houdt ervan te spelen en te experimenteren. In een bepaald stadium gekomen, neemt ze haar brede kwast en wast alles weg. Dan pas wordt het iets van haar. “Ik streef ernaar rust en eenvoud weer te geven. Vandaar dat ik mijn werken meestal opzet in strakke lijnen en vlakken. Ook al heb ik niet altijd de gelegenheid om schilderend bezig te zijn, het kijken naar iets boeit en blijft boeien. Ik schilder al kijkend met mijn ogen in alles waar ik ook ben of wat ik ook doe. Vaak betrap ik mezelf erop in gedachten zoekend bezig te zijn met het vergelijken van licht-donker, kleur, lijn, vlak, ritme. Dat schilderen in mijn gedachten ervaar ik als een verrijking waar ik op een later tijdstip wel de vruchten van kan plukken.” Het werk ‘Uitdaging’ waarmee zij de Prijs van het Publiek won, is gemaakt op basis van enkele foto’s. Ze is begonnen met het tekenen van lijnen om een model te suggereren en toen ze zag dat ze een goede compositie had, wilde ze er die specifiek erotische toets aan geven zonder het model volledig uit te tekenen. Omdat ze graag met kleurvlakken werkt, heeft ze een groene basis neergezet en rode tinten aangebracht. Daarna werkt ze laag over laag, soms nat-in-nat. Om spanning in het werk te krijgen heeft ze de kleuren bewust uit elkaar gehouden en dan intuïtief verder gewerkt. “Toen ik op een bepaald punt gekomen was, zag ik dat het goed zat maar ik was niet tevreden over de kracht van het werk. Ik heb er dan oranje kleurvlakken aan toegevoegd.” Monique laat een aquarel onafgewerkt dagenlang staan waarbij ze veel naar het werk kijkt en afweegt. De achtergrond laat ze bewust leeg en heel licht om contrast te verkrijgen. Alleen een schaduwpartij zorgt ervoor dat het geheel diepte krijgt. Ook de puurheid van de aquarel is belangrijk voor haar: zuivere kleuren en egale vlakken moeten het werk kracht geven. “Less is more”, is haar stelregel. Het werk ‘Subtiel verhuld’ toont de achterkant van een vrouwenlichaam en een deel van de rug. In een oranje basis is met oranjerood lineair getekend. De contouren van het lichaam en de schaduwpartijen zijn in dezelfde kleur aangebracht. Het diffuus gewaad verraadt het lichaam dat er achter schuilt. Als tegengewicht voor het overheersende oranje vlak bracht Monique blauwe partijen aan bij de rand van het werk, waardoor het geheel spanning krijgt. De landschappen die zij schildert, ontstaan vaak uit de fantasie. Nadat ze een locatie visueel bestudeerd heeft, laat ze het onderwerp los en suggereert ze een stemming door het kleurgebruik en de vormentaal. Zo zal een herfstlandschap niet noodzakelijk in herfsttinten geschilderd zijn. Het gaat er haar vooral om het karakter van de herfst weer te geven, desnoods met heel andere kleuren. Contrastwerking en het hanteren van grote kleurvlakken blijven de eigenheid van haar werk uitmaken. “Eenvoud en het pure, dat is de rode draad die je terugvindt in de meeste van mijn werken.”

Zwervend tussen Bali en België : De weidse wereld van Nico Vrielink

De kunstenaar Nico Vrielink is een wereldburger die – van geboorte Nederlander – nu eens in België verblijft en dan weer op Bali waar hij een riant huis bewoont. Zijn werken reizen de wereld rond. Onlangs werd een tentoonstelling in Berlijn geopend, deze maand nog exposeert hij in Sint-Martens-Latem en voor de komende maanden is hij in onderhandeling met musea in Oezbekistan en Kazakstan. Thematisch is de verscheidenheid in zijn werken groot maar de rode draad erdoorheen is zijn vrouw Jeane Seah, die hij nu eens naakt, dan weer halfverhuld of gekleed opvoert. Zij verschijnt als verleidelijke vrouw in het tropische woud, als engel met levensgrote vleugels, als mondaine figuur aan de biljarttafel of tegen de achtergrond van de besneeuwde bergtoppen van de Mont Blanc. Vrielinks werk kan ingedeeld worden naargelang van de verblijfplaats die hij op dat bepaalde moment had. Daar waar hij woonde, liet hij zich beïnvloeden door de omgeving. Veertien jaar heeft hij op een kasteel in Frankrijk geleefd en gewerkt. In zijn schilderijen uit die periode verschijnt als achtergrond het bergmassief van de Franse Alpen. Maar die streek is ook rijk aan archeologische sites die hem inspireerden tot Romeinse decors met mannen in toga’s gehuld en met de statige gebaren die typisch zijn voor de klassieke beeldhouwkunst. Het was ook een agrarisch gebied waar de Charolais-runderen graasden en deze imposante, lichtgekleurde dieren vinden we terug in zijn tekeningen en olieverfwerken. Verwijzingen naar de mythologie zijn nabij in het werk waar een stier een mooie vrouw benadert, net zoals de Griekse god Zeus zichzelf in een spierwitte stier veranderde om zijn geliefde Europa te benaderen. Onmiskenbaar zijn er ook bijbelse invloeden in Vrielinks werk aanwezig maar de bijbel is voor hem eerder een middel om ethische kwesties te beroeren. “Mij gaat het vooral om de morele kwesties, de verhaaltjes over goed en kwaad en de herontdekking van het goede in de mens,” aldus Vrielink. De taferelen die hij uitbeeldt in zijn grote werken van 2x3 meter roepen reminiscenties op aan Rubens en Jordaens door het dramatische karakter, het kleurgebruik en de enscenering. Het Borobudur-complex op Java is het decor van een reeks werken waarop het vrouwelijke model poseert tegen een achtergrond van stoepa’s. Zoals het vrouwelijke lichaam zich herhaalt in het werk, herhalen zich ook de klokvormige stoepa’s die verwijzen naar het leven van de boeddha. Wanneer hij de vrouw schildert op een lotusblad, wordt zij voor hem verheven tot bodhisatva of verlicht wezen. “Deze reeks werken heeft wel met het boeddhisme te maken maar niet rechtstreeks. Het zijn eerder kleine taferelen in je leven die je verbeeldt en daarna worden weer andere dingen belangrijk. Wanneer een thema me boeit, diep ik het uit maar daarna is het afgelopen.” Vrielink grijpt in zijn werken vaak terug naar de mensen van wie hij houdt. Zijn vrouw is de constante in zijn werk maar ook zijn ouders en zijn kinderen komen voor in de portretten die hij maakt. Een merkwaardige reeks olieverfwerken van dode kippen fungeert als eerbetoon aan zijn overleden ouders. “De laatste tien jaar had ik een goede relatie met mijn ouders. Ik heb hun dode lichamen verzorgd en ik vond het belangrijk dat ik dat kon doen. De dode kippen met bloedende wonden die ik in die periode heb geschilderd vormen een onderdeel van het verwerkingsproces. Het fysieke en de dood zijn er heel tastbaar aanwezig. Toen na een paar maanden de ergste pijn weg was, werden die werken stillevens. Ze vormen een eerbetoon aan mijn ouders.” Momenteel legt Vrielink zich toe op het maken van grote portretten of uitvergrote details. Daarbij tekent hij niet het volledige gezicht maar delen ervan. Op een houtskooltekening van een lichaam zijn enkel de handen in olieverf opgezet en het is de expressiviteit van die handen die het moet doen. Een dubbelportret toont aan de linkerkant een tekening met rechts ernaast een vertaling op een andere manier. Als geheel is het een verschuiving van donker naar licht, van figuratief naar abstract. Met inkt en olieverf maakte hij een portret van zijn zoon op rijstpapier. Op bestaande scrolls met onderaan Chinese karakters bedekt hij een deel met gesso waarover dan kan geschilderd worden. In de vensterbank staat een beeld van de Venus van Milo waar Vrielink een eigen interpretatie aan gaf. Hij schilderde het beeld felblauw en stak er op bepaalde plaatsen grote nagels in, zoals bij een voodoo-beeldje. “Ik vind mijn kinderen de mooiste van de wereld, zoals de Venus de mooiste vrouw van de wereld is. In de periode dat mijn zoon ziek epilepsie kreeg en vaak hoofdpijnen had, was ik vaak bezig met Afrikaanse kunst en voorouderkunst. Zo kwam ik op de idee om spijkers in die Venus te slaan om de ziekte te bezweren. Op haar buik houdt ze een doosje vast met de haren van mijn zoon in. En het werkte, hij heeft de ziekte nadien niet meer gehad.” De werken van Nico Vrielink zijn te zien in De Latemse Galerij in Sint-Martens-Latem (B) tot en met 10 december. Nadien zijn er in Nederland tentoonstellingen in Veldhoven en Venlo.

Strakke lijnen en rustige vormen : De aquarelwereld van Ingrid Spriet

Ingrid Spriet is sinds 1999 lid van het Aquarelinstituut van België. De laatste jaren vallen haar werken bijzonder in de smaak van de jury en telkens is zij met twee werken op de Aquarelsalons vertegenwoordigd. Sinds haar toetreding tot het AIB heeft zij op aquarelgebied veel ervaring opgedaan maar dit lidmaatschap weerhoudt haar er niet van om ook andere technieken uit te proberen. Momenteel werkt zij zowel met aquarel als met olieverf op waterbasis. Zij probeert dezelfde thema’s in de twee technieken uit te werken waardoor eenzelfde onderwerp vanuit verschillende invalshoeken kan bekeken worden. Ingrid gaat ervan uit dat beide benaderingen dezelfde uitstraling kunnen hebben. Zij werkt over het hele blad, begint met de grote partijen en zal eventueel een noodzakelijk detail toevoegen. Haar olieverf is op waterbasis gemaakt en kan transparant tot dekkend gebruikt worden. “In de transparante delen kan je de structuur van het doek nog zien. Dat geeft een frisheid aan het werk. Olieverf gaat blinken als je er dekkend mee werkt en doe je niet met aquarel.” De werken van Ingrid Spriet vallen op door de rust die ze uitstralen. “Ik probeer rust te krijgen in een werk door de lijnen en de vlakken die ik aanbreng, door het bewust sober te houden en de essentie uit het beeld te halen. Ik laat heel veel weg zoals storende elementen of onbelangrijke dingen …” Maar die rust zit ook gedeeltelijk in het kleurgebruik verscholen. Zij zal zelden schreeuwende kleuren gebruiken. Meestal zijn de kleuren gedempt met hier en daar een heldere tint. Haar voorkeur gaat uit naar auberginetinten, aardekleuren, grijs en bordeaux. Ze vindt het belangrijk om langere tijd met bepaalde tinten te werken zodat ze die kan uitdiepen en ermee experimenteren. Het proces van het schilderen Gewoonlijk zet zij zich voor een beeld en laat ze het bezinken om zo te proberen de essentie te vatten. Belangrijk erbij is muziek als achtergrond. “Ik luister naar klassieke muziek of naar de jazz van Jan Garbarek. Zo sluit ik me af van storende geluiden en kan ik niet uit mijn concentratie gehaald worden. Ik schilder vanuit mijn buik en al het andere doet er niet toe op dat moment.” Ingrid probeert werkelijk één te worden met haar schilderij. Haar lichaam loopt als het ware over in het werk. Zij bevindt zich dan bijna op een meditatieniveau en het rationele valt weg. Toch resulteert deze werkwijze in schilderijen die grotendeels uit lijnen en vlakken bestaan die doordacht en gestructureerd zijn. “Ik kijk eerst lang en grondig en ben dan wel rationeel bezig. Daarna tref ik mijn voorbereidingen zoals verf aanmaken, papier klaarmaken en daar doe ik lang over. Na die voorbereiding hoef ik niet meer na te denken en kan ik me aan het schilderen overgeven.” Rust en soberheid zijn twee kenmerken die telkens terugkeren. De keuze van haar thema’s speelt daar ook een rol in. Architectuur en binnenhuisarchitectuur lenen zich bij uitstek voor deze werkwijze. Het zijn dan ook de twee onderwerpen die momenteel haar voorkeur wegdragen. Architectuur interesseert haar omwille van de spanning in het perspectief. Het is alsof je in haar werken kan wandelen. Het uitvergrote detail Een enkele rozenknop, een hoek van een bankstel of een leuning van een zetel zijn onderwerpen die zij uitvergroot en als het ware uit de proporties rukt. Ingrid is gefascineerd door het uitvergroten van details maar ze moeten interessant op het blad staan. De compositie hoort meteen goed te zijn. “Ik vind een stuk van een zetel interessanter dan de hele zetel. De kijker zal dat zelf wel verder afmaken.” Haar afsnijdingen maken de compositie krachtiger. Haar onderwerpen hoeven niet spectaculair of dramatisch te zijn. Het is eerder de wereld van het ingetogene die haar boeit. Ingrid wil zich bezig houden met de verkenning van de grens tussen abstract-figuratief en louter abstract. “Ik wil vertrekken van een beeld waar ik de interessante vormen kan uithalen en die intuïtief samenvoegen. Haar voorkeur voor het strakke en rustgevende is onlosmakelijk verbonden met haar levenshouding. Er zijn mensen die details nodig hebben terwijl zij opteert voor grotere gehelen. “Ik kies soms wel een detail om dat uit te vergroten. Als ik de Grote Markt zou schilderen, zou ik ook maar een detail uitkiezen. Niettemin heb ik respect voor realistische schilders. Ik werk altijd met grote, brede spatels, zelden met een fijn penseel. Om hier en daar een fijn lijntje toe te voegen, haal ik zo’n penseel boven maar meestal zijn het platte borstels waar ik mee werk. Mijn papierformaat is bijna altijd 70 x 50, zelden kleiner.” De doeken voor olieverf zijn ongeveer 100 x 100. Als Ingrid Spriet aan het schilderen is, voelt ze letterlijk een rust over zich komen. “Als het werk af is, kan ik er totaal kapot en ondersteboven van zijn. Als ik datzelfde gevoel kan overbrengen bij de kijker – even buiten adem naar iets kijken – dan ben ik geslaagd in mijn doel.”

De houding van het model is de sleutel tot de compositie : De aquarellen van Chris Deltour

Bruni Mortier Chris Deltour heeft een lange carrière als aquarelliste achter de rug en is nog steeds een fervent beoefenaarster van deze techniek. Als lerares plastische opvoeding heeft ze een klassieke opleiding gekregen maar ze koos de richting Modetekenen omdat ze geboeid is door mensen en de grote verscheidenheid binnen deze soort. Andere volkeren en culturen trekken haar aan en in haar reisverslagen noteert ze impressies in woord en beeld over de mensen en de dingen om haar heen. Vooral de Arabische wereld trekt haar aan. Op haar reizen door de Maghreb-landen was ze gefascineerd door het intrigerende landschap van de woestijn en de uitlopers ervan. Voor Chris Deltour is het tekenen het allerbelangrijkste. Lijnvoering, evenwicht tussen de ruimten, het positief en negatief tegenover elkaar zetten van de dingen zijn vaardigheden die een schilder moet beheersen. Een goede compositie is het vertrekpunt. Als die ontbreekt, valt elk werk door de mand. In haar modeopleiding stonden ontwerp en figuur centraal maar ze deed er ook een passie op voor stoffen en materialen en was geboeid door interessante textuurverschillen. Het menselijk figuur is hierdoor altijd aanwezig in haar werk. In de loop der jaren heeft zij ook bloemen en landschappen geschilderd zoals iedereen die met aquarel werkt. Maar het figuur kwam altijd terug: in vreemde culturen, in portretten of naaktmodellen. Aanvankelijk werkte Chris met olieverf, maar dat medium was haar te traag te log. Aquarel ligt haar zoveel beter omdat je snel en alert moet zijn.Eerst summier gebruik makend van pigment en water, evolueer je vanzelf naar meer. Chris is kernlid van het Aquarelinstituut van België. Op hun workshops, waar zij uiteenlopende manieren van werken leerde kennen, keek ze verwonderd en bewonderend naar het kwistig en behendig hanteren van water. Van de Russische aquarellist Slava Korobeynikov leerde zij hoe ze haar techniek kon uitdiepen. “Je leert van iedereen waar je iets van wil meepikken. Al wat je aan moois te zien krijgt, sla je op en dat geeft richting aan je zoektocht.”. Sinds zij kennis maakte met de Russische aquarelpigmenten, is haar werk kleuriger en dieper geworden. De graad van vochtigheid van de ondergrond en de hoeveelheid pigment spelen daarbij natuurlijk de grootste rol. “Steeds weer opnieuw uitproberen hoever je kan gaan in intensiteit. Blijven doorwerken aan een schilderij is een goede studieoefening.” Werkwijze Chris begint met een snelle schets van de figuur in een paar lijnen als houvast. Daarna zet ze contrasten op met sterke schaduwrijke partijen naast heldere of witte delen over het hele blad. De vlakverdeling moet kloppen. Het nat gebruikt ze zoals het uitkomt. Soms zet ze pigment in een natte fond, soms niet. Vaak maakt ze een deel van het werk (blad) nat en plaatst ze wat toetsen. Na een gedeeltelijk droogproces versterkt ze de kleur. Als de ondergrond niet meer nat is maar vochtig, krijg je zachte omtrekken. Als de vlekken meer kracht moeten krijgen , gaat ze donkerder maar ook droger te werk. Chris gebruikt veel tinten van eenzelfde kleur naast en op elkaar waardoor er meer vaart en een sprankelend effect in het werk ontstaan. Complementair werken is iets wat de meeste kunstenaars automatisch doen. Je brengt drie primaire kleuren terug samen en ze vullen elkaar letterlijk aan. Fashion Ladies Het meest recente onderwerp dat haar boeit zijn de “Fashion Ladies”. Slanke vrouwen in verleidelijke poses kijken je rechtstreeks aan terwijl ze hun vuurrode lippen tuiten. Breed uitwaaierende jurken in fijne stoffen draperen zich rond het lichaam of plooien zich over een opgetrokken been of een stoel.Door hun houding en uitstraling probeert Chris deze dames een verhaal te doen vertellen. Ze zijn dromerig, uitdagend, verleidelijk, romantisch of sensueel, maar altijd het vrouwelijk schoon illustrerend.“Bij Cassandra ben ik laag na laag dieper in de kleur gegaan om die tinteling en de aard van de materie te pakken. Ook bij Lolita, waar het oog valt op de glinstering van het corsage en het fluweelachtige van de pantalon.Dat vraagt oefening. Je kan lang donkerder gaan om de geschikte tonen te bekomen, mits je in hetzelfde gamma blijft en geen dekkende kleur toevoegt. Zo blijft het geheel toch transparant.” Deze toonstudie is een belangrijke component bij het schilderen. Het doel is bereikt wanneer boeiende vormen goed functioneren in de totale compositie en het werk mede dank zij de lichaamstaal van het geschilderde model een grote zeggingskracht heeft.

Schilderen in het kwadraat : Aquarellen van Tejo Van den Broeck

Het schilderen van portretten blijft een van de grootste uitdagingen voor een aquarellist. Het vergt een technische vaardigheid, grote nauwkeurigheid en een subtiel inlevingsvermogen in het karakter en de gemoedsgesteldheid van de persoon die men wil portretteren. Tejo Van den Broeck uit Koersel (B) is een aquarellist die een jarenlange ervaring als schilder van portretten en zelfportretten heeft opgebouwd. Hij is nu kernlid van het Aquarelinstituut van België maar toen hij in 2000 voor het eerst meedeed aan de selectie voor het Salon met als thema ‘de menselijke figuur’ behaalde hij meteen de eerste prijs. Tejo die aanvankelijk vooral stillevens en na zijn opleiding niet bestaande interieurs schilderde, is er geleidelijk toe overgegaan het menselijke element in zijn schilderijen te verwerken. Hij begon met een onbeweeglijke handschoen in zijn gefantaseerde interieurs en daarna doken er schaduwfiguren met die handschoen in zijn interieurs op en die schaduwcontouren namen stilaan zijn eigen vormen aan. Hij liet die figuren handelingen uitvoeren zoals een raam openen, maar na een tijd werden het handelingen die met schilderen te maken hadden: het wegschilderen van een detail, de drager opnieuw wit schilderen, een wassing zetten enz. Zo groeide de idee: de schilder schildert de schilder. Intussen heeft Tejo al tientallen zelfportretten gemaakt maar er is nog geen routine in zijn werk geslopen. Nu eens laat hij een schilder zien die een deel van zijn werk uitwist, dan weer een schilderende hand die een detail van een zelfportret toont of een schilder die een wassing aanbrengt. ‘Ik kan met een paar trekken een zelfportret schetsen maar in aquarel is het iedere keer anders omdat ik probeer dingen te suggereren. Dan telt die routine niet meer. Je krijgt wel ervaring in bepaalde werkwijzen als bijvoorbeeld het maken van huidskleur. Met olieverf of acryl moet je de kleuren vooraf mengen maar door de transparantie van aquarel kan je kleuren over elkaar zetten en zodat de onderste erdoor schijnen. Huidskleur maak je met rood, geel en een beetje blauw. Om de schaduw aan te geven voeg je geen zwart bij, maar doe je er een transparant blauwe wassing over. Dan voelt huidskleur natuurlijk aan. Met acryl is zoiets niet mogelijk omdat er geen transparantie is. De eerste laag dient vooral om de poriën van je doek te vullen en het doek gladder te maken zodat je er makkelijk kan op schilderen. Bij aquarel speelt de transparantie mee en krijg je een totaal ander effect.’ Tejo die jarenlang olieverf- en acrylschilder was, heeft de aquareltechniek door zelfstudie aangeleerd. De eerste aquarel die hij in 1983 maakte, was een portret. Voor zijn laatste grote aquarel heeft hij zich laten inspireren door de digitale beeldindustrie. Als kind tekende hij ooit een zelfportret op zelfgemaakt ruitjespapier dat hij inkleurde. Nu zag hij in de pixels van de beeldindustrie diezelfde ruitjes terug en maakte met eindeloos geduld een portret van 1.55 x 1m waarbij hij 3750 vakjes van 2 cm/2cm met aquarel opvulde. Aan de hand van een oude pasfoto heeft hij opnieuw ruitjes op zijn blad aangebracht, geen enkel detail weergegeven maar alleen de globale grijswaarde per vlakje laten spelen. Met zes bruine tinten probeerde hij het effect te bereiken van de chamoiskleurige foto’s van vroeger en hij noemde het werk ‘Theophiel: Hedendaags karokesportret met pixels op grootvaderswijze’. Tejo legt graag humor in de titels van zijn werken zoals in het portret van de glazenwasser dat hij maakte voor het Aquarelsalon met als thema ‘Water’. Het werk heet ‘Voel je nattigheid? … De spons erover.’ De glazenwasser is de schilder die met een spons een raam schoonwist. ‘Technisch was het zeer moeilijk om de wazige schijn en de druppels op het blad te krijgen. Het afdruipen van de druppels en de weerkaatsing van het licht in het glas en in de druppels zijn moeilijker te schilderen dan het portret van de bewegende man. ‘ Terwijl hij vroeger voor zijn personages een realistische achtergrond gebruikte zoals een wand van vierkante tegels , werkt hij nu losser en is de achtergond meestal abstract. Hij slaagt erin zijn figuren in aquarel neer te zetten zoals hij dat voordien in olieverf deed. ‘Ik werk wel nat op het droge papier maar laat dat telkens drogen zodat er verschillende lagen over elkaar ontstaan. Ik laat de kleuren gecontroleerd in elkaar lopen maar zorg er zo voor dat de figuren tamelijk los geschilderd zijn.’Deze combinatie van beheerst kleurgebruik en losse schildertechniek komt de afbeelding ten goede, verduidelijkt wat de schilder wil zeggen en maakt er een boeiend geheel van.

Guy Gruwier: Aquarel is een middel om de natuur te vangen en in beeld te brengen

Guy Gruwier heeft een opleiding als ingenieur gekregen en werkt in de industrie. Daarnaast besteedt hij al zijn tijd aan zijn passie voor de kunst, die een uitlaatklep is voor het puur rationele. Hij is een aquarellist die gehecht is aan de traditionele technieken en die een waar pleidooi houdt voor de artistieke verworvenheden uit het verleden. Gruwier is geboeid door de wereld in al zijn verschijningsvormen en hij vindt het de moeite waard om die openbaring van het wonderlijke in de natuur zo getrouw mogelijk weer te geven. Hij benadert de realiteit zoals hij ze ziet maar geeft geen interpretatie. In zijn groei als kunstenaar werd hij vooral beïnvloed door de Australische aquarellisten. Robert Wade was de minzame docent die op aquarelgebied Gruwiers ogen opende. “Toen ik zijn werken zag en het kleurenpalet dat Wade gebruikte, vielen voor mij alle puzzelstukjes op zijn plaats. Ik had lang Van Dijck-bruin vermengd met Winsor-blue en dat gaf een vale, bruine kleur. Ik kon er niet mee weg en mijn aquarellen zagen er dof uit. Maar Wade gaf me een indeling van de warme en koude kleuren en sprak over kleuren waarover ik nog nooit gehoord had. Die nieuwe menging die ik bij hem leerde, gaf me een scala van mogelijkheden.” Zoeken naar harmonie Gruwier wilde vooral harmonieus leren omgaan met kleuren, uitzoeken hoe kleuren met elkaar communiceren en met welke verdeelsleutel dat werkt. Wade toonde hem op zeer pragmatische wijze hoe je met kleuren moet experimenteren om ze te leren beheersen. Andere beroemde aquarellisten hielpen hem ook op weg zoals Alvaro Castagnet die hij vooral bewondert om zijn eenvoud bij de benadering van een onderwerp en Greg Allen van wie hem de virtuositeit bijblijft. “Ongelooflijk, wat die doet met water en verf op een ogenschijnlijk simplistische manier die toch getuigt van grote diepgang.” Een goede basistekening is het vertrekpunt. Ze vormt de kapstok waar je de kleuren kan aan ophangen. Als de tekening niet goed zit, zal het aanbrengen van kleuren dat niet verbeteren. Gruwier besteedt de helft van de tijd aan de tekening. Hoewel hij een purist is op aquarelgebied, zal hij waar nodig heel bewust maskeervloeistof aanbrengen om te vermijden dat kleine plekjes overschilderd worden door de grote bewegingen met de grove kwast. Wanneer hij koeien in de mist schildert, brengt hij een wit randje maskeervloeistof aan op de ruggen van de koeien om het lichteffect weer te geven. Als het werk klaar is, wrijft hij de scherpe randen weg met een harde borstel en puur water en dan zit de zon echt op de rug van die dieren. Verdwenen romantiek Schilderen is een manier om de dingen te bewaren. Gruwier wil in zijn werken de melancholie van vroeger weergeven, van de tijd voor de industriële revolutie. Het Ganzenplein anno 1900 is een tafereel uit het oude Brugge dat hij terugvond in oude boeken. “De architectuur van die sociaal achtergestelde buurten vraagt erom geaquarelleerd te worden.” Het crèmekleurige aspect van die muren laat zich best in sepia-kleuren vangen. Zij geven er een extra dimensie aan . “Ik vind het boeiend om de sepia-kleur zelf te zoeken. Ik stel ze samen uit drie kleuren en door de nadruk op een van de drie te leggen kan je de sepia sturen in het warmere of koudere gebied.” Het werk Dark and Light, nr.2 stelt een boerderij voor in de omgeving van Sint-Martens-Latem. Hier zoekt Gruwier vooral naar de contrasten tussen schaduw en licht. In de schaduwpartijen zit een enorme rijkdom aan kleuren. De schaduw heeft dezelfde toon als de verlichte kleuren maar met een verzachting én vergrijzing erin. “In je schaduw moet je frisheid kunnen bewaren. Schilder dus geen blauw of grijs bovenop de bestaande kleur. Ik hecht ook veel belang aan het tegenlicht op de gebouwen. Er zit een zacht tegenlicht onder die daken. Voor de achtergrond kies ik koudere kleuren. Als je alles optelt, krijg je een heel zonnige sfeer. Eigenlijk moet je het tijdstip van de dag kunnen raden waarop een aquarel gemaakt is.” Koeien zijn voor hem Angels of the meadow. Drie exemplaren van een wit koeienras zag hij in de verte staan maar in zijn werk heeft hij ze dichterbij gehaald. Het is een zomerse ochtend met mist boven de weiden en frisgroen gras waarop de koeien lopen. “Dat is voor mij een stukje van het paradijs. De industrie palmt alles in maar ik klamp me vast aan deze taferelen. Aquarel is mijn middel om de natuur te vangen en in beeld te brengen. Om de sfeer te benadrukken heb ik voor de koeien een groot aantal kleuren gebruikt. Op de flanken zit opera-roze en transparant-geel om de vleeskleur te verkrijgen. De reflectie van het gras aan de onderbuik van de koeien vraagt om groen. Je moet overdrijven om de realiteit nog beter te maken dan ze al is.” In Taking a sunbath geeft hij een ogenschijnlijk banaal onderwerp – een eend rust op een staketsel – gedetailleerd weer met een veelheid aan kleuren. In het water zie je de kleuren en vlekken van de originele voorwerpen zoals de schaduw van het staketsel waarvoor hij alle kleuren van zijn palet nodig had. De roestige metalen bouten, het groen van de algengroei , de structuurtjes van de aangevreten balk worden minutieus weergegeven. Gruwier houdt van klassieke thema’s en het geheel ademt een romantisch realisme. Voor hem is de realistische benadering in de schilderkunst niet passé. De wereld om ons heen blijft bewondering en verwondering wekken. De uitdaging aangaan om die werkelijkheid weer te geven is een boeiende ervaring. Wie nog meer werk wil zien van Guy Gruwier kan terecht op www.watercolour.be, voor tentoonstellingen en cursussen op www.watercolourpainter.eu en voor een algemene filosofie van zijn werk en leven op www.goldenriverstudios.com. Hij geeft in November 2008, opnieuw een tentoonstelling te Brugge in de Galerij van de Huisbrouwerij “De Halve Maan” met zichten van Vlaanderen, Brugge en reisimpressies.

Fernand Thienpondt Stichter van de Vlaamse Aquarelschool

Fernand Thienpondt is van opleiding binnenhuisarchitect maar leeft bijna fulltime ten dienste van de aquarelkunst. Hij is de oprichter van de Vlaamse Aquarelschool waar cursisten die een basiskennis hebben gedurende vijf jaar specialisatielessen krijgen. Thienpondt snijdt in zijn lessen alle thema’s aan (interieurs, personages, sfeerbeelden enz.) en laat de onderwerpen in verschillende technieken uitwerken: nat-in-nat, droog op nat, nat op droog, aanbrengen in meer of minder lagen … Beheersing van de techniek is een vereiste zodat de cursisten niet belemmerd raken in hun creativiteit en een eigen stijl kunnen ontwikkelen. Na vijf jaar opleiding kunnen ze lid worden van de Aquarelclub waar geen les meer wordt gegeven maar waar ervaren aquarellisten demonstraties geven. De organisatie van deze cursussen en stages neemt veel tijd in beslag maar toch blijft Thienpondt werken aan zijn eigen evolutie. “Door er continu mee bezig te zijn is de efficiëntie en de snelheid van werken veel groter geworden. Ik streef ernaar een werk per dag te maken.” Het onderwerp dat hem het meest aanspreekt is de mens in de maatschappij. Dagdagelijkse taferelen als keuvelende mensen die wachten op de bus, rokende studenten aan de schoolpoort of een drukke winkelstraat zijn bronnen van inspiratie. Het sfeerbeeld primeert en details moeten de levendigheid weergeven. De beelden in mijn hoofd “Ik kan urenlang naar eenzelfde beeld kijken om het visueel te memoriseren. Zo ontwikkel je een beeldgeheugen. Dan heb je geen foto nodig om achteraf in je atelier je werk op papier te zetten. Ik laat me niet afleiden door details die het totaalbeeld negatief beïnvloeden”. Onderwerpen worden niet volledig natuurgetrouw weergegeven maar eindigen vaak in een ‘artistieke uitloper’. Ook dromen zijn een eindeloos thema. Het dromerige vind je terug in vrouwenfiguren, in het mystieke van de kleuren en in het overvloeien van een herkenbaar iets in een abstracte kleurenimpressie. Thienpondt houdt van contrasten in kleuren maar ook in levensvisies, in yin-yang toestanden die uit een droom te voorschijn komen. Aquarelleren is voor hem een ‘never ending story’, een continue evolutie. “Als je een bepaalde techniek beheerst en je blijft altijd hetzelfde schilderen, is dat geen verruiming maar een beperking. Ik wil altijd nieuwe horizonten zoeken.” Aquarel in 3D Deze vernieuwingsdrang leidde hem tot het experimenteren met de presentatie van zijn aquarellen. Hij verwerkt ze tot een sculptuur door ze te combineren met een rood koperen plaat . Hij vertrekt van een paneel met een koperen plaat die kobaltgroen kleurt. Daarin wordt als een bas-reliëf een aquarel verwerkt. Het papier is niet zoals gebruikelijk achter glas gestopt maar ingegoten in polyester. In 2006 verscheen zijn boek ‘Brugge – onthullingen van water en lucht’ waarin hij aan de hand van 100 aquarellen diverse aspecten van het schilderen bespreekt. Onder het thema ‘Waterreflecties’ legt hij uit hoe hij vertrekt van een tekening waarin vooral de verticale projectie van de weerspiegeling wordt gerespecteerd. De eerste golvingen worden in een natte ondergrond aangebracht. Na droging wordt het blad rechtop gezet ter hoogte van de weerspiegeling. Voor de eerste kleurimpressies laat hij de verf verticaal in de natte ondergrond lopen. Hij schildert eerste de waterreflectie en laat het rechtstreekse beeld nog ongemoeid. Het positieve beeld is namelijk makkelijker onder controle te schilderen en aan te passen aan de weerspiegeling dan omgekeerd. Vervolgens schildert hij de duidelijke weerspiegeling op de voorgrond op droog papier. Naast de straten en pleinen van het pittoreske Brugge behandelt hij in het boek ook het schilderen van avondreflecties, industriële sites met het wisselende spel van rook en dampen tegenover de strakke lijnen van de metaalstructuren, Zeebrugge en de Noordzee met het ontstaan en rollen van de golven, de bossen en de Damse vaart in de omgeving van Brugge. Het fraaie kunstboek eindigt met een citaat van Leonardo da Vinci : “Tekenkunst is de moeder van alle schilderkunst”. De werken van Fernand Thienpondt worden geëxposeerd in de zomer van 2009 in de Galerie Street Art in Parijs en in dde Jan Garmijnzaal in de Hallen van Brugge.

Europa in hoofdsteden : Een rondreis in aquarel

August Vermeylen (1872-1945) was een Vlaams schrijver en kunsthistoricus die met vooruitziende blik de visie verdedigde dat de toekomst van Vlaanderen in Europees verband gezien moet worden en gebouwd moet zijn op culturele en economische krachten. Zijn meest bekende uitspraak luidt: “Wij moeten Vlaming zijn om Europeeër te worden”. Deze uitspraak is om verschillende redenen van toepassing op de Belgische kunstenaar Léon Leenders (B-Mol). Leenders is van Germaans-Keltische afkomst met voorouders uit het Nederlandse Limburg en Wallonië. Hij is in Welkenraedt geboren. Dit stadje, ooit op de grens tussen België en Duitsland, ligt nu in het hart van de Euregio Maas-Rijn en op enkele kilometers van het Drielandenpunt. De plaatselijke bevolking spreekt een Limburgs-Duits grensdialect en hoewel de gemeente officieel Franstalig is, wordt er op de zondagse vlooienmarkt ook Duits, Nederlands, Platduits en Waals door elkaar gesproken. Sinds 1959 woont Léon in Mol in de Kempen, waar hij tot aan zijn pensionering tewerkgesteld was bij het centrum voor Kernenergie, een multiculturele omgeving waar de meeste Europese talen door elkaar gesproken worden. Oorsprong, beroep en omgeving hebben zijn interesse voor andere culturen en volkeren ontwikkeld. Die belangstelling heeft geleid tot een artistieke rondreis door Europa. Met zijn tot atelier en leefruimte omgebouwde mobilhome heeft Léon alle hoofdsteden van de Europese Unie bezocht met de bedoeling er een geaquarelleerde reisreportage van te maken. In iedere stad zocht hij het representatieve : een pittoresk straatje, een statige brug over de Liffey, de bollen van het Atomium gezien doorheen de struiken, de Franse zetel van de Fiat in Parijs… Léon werkt niet plaatsgebonden maar zoekt in elk land een andere sfeer en een eigen kleurengamma. Met grote precisie schildert hij ieder detail van het landschap dat hem boeit. In tegenstelling tot aquarellisten die graag abstraherend werken, houdt Léon van de exacte weergave van de dingen. Toch brengt hij geen details omwille van de details, maar om de rijkdom van het werk te verhogen. Hoe meer je de techniek beheerst, hoe rijker de communicatie kan worden. Aan een kunstwerk stelt hij drie eisen: het moet een geestelijke inhoud hebben die door de context duidelijk wordt, het moet emoties losmaken en gevoelen uitdrukken, en het moet technisch verantwoord zijn. Wanneer aan die vereisten is voldaan, wordt een schilderij een stuk menselijke ziel. Dan is het kunstwerk een langdurig getuigenis van een mens die geleefd heeft in de ware zin van het woord. De bijna hyperrealistische werken van Léon zijn niet alleen ontroerende artistieke producties, ze zitten ook verankerd in de politieke en economische context van vandaag. De Docklands langs de Thames in Londen [afb.1] vormen een futuristische wijk met hoogstandjes van projectontwikkelaars, terwijl op de voorgrond nog wat overblijfselen van de antieke haveninstallaties te herkennen zijn. Een meerpaal verwoest door het brakke water is langzaam veranderd in een kleurrijk beeldhouwwerk. De Gronnegade (groene straat) in Kopenhagen [afb. 2] met zijn huizen in vakwerkbouw spreekt tot de verbeelding. De ijzerachtige rode, soms okeren kleur van de stenen is typerend voor de Deense boerderijen en dorpjes. Om diepte aan het schilderij te geven is naast de rode hoek het perspectief van een kwaliteitswinkelstraat meegenomen. Voor de sfeer is de wandelzone denkbeeldig uitgebreid. De auto’s en het overeenkomstige stadsmeubilair zijn uit het oog verdwenen. ‘La valse des giraffes’ [afb. 3] rond het Europees Parlement in Brussel toont ons een stad in wording. De ranke ‘halzen’ en ‘armen’ van de kranen reiken voor zich uit; zij zorgen voor de aanleg van de HST-lijnen die uit alle richtingen van Europa zullen komen. Het Internationaal Congrescentrum staat er als een mammoet van glas en beton. In zijn ramen wordt de omgeving nog even weerspiegeld, die morgen met haar gezellige sfeer en herinneringen zal verdwijnen. Van alle hoofdsteden van de EU vindt Leenders Amsterdam de intiemste. Deze stad aan het water heeft overzichtelijke grachten, homogene kades en bruggen en laat ’s avonds de straatverlichting weerkaatsen in het stille, sombere grachtenwater. Perspectief en structuur zijn in deze werken uiterst belangrijk. Het zicht op de Westerkerk [afb. 4] is dubbel interessant. Esthetisch gezien legt de toren een verband tussen hemel en water en geeft hij zin aan het perspectief. Historisch gezien is de kerk een parel van architectuur uit de Gouden Eeuw. In Leenders’ zichten van Amsterdam herkennen we naast de ruimte- en kleurperspectieven nog dat duidelijke structuur-perspectief: van het impressionistische pointillisme tot het aquarellistische wazige, waardoor het rechtlijnige van de koopmanshuizen goed kan uitkomen. Léon was de Belgische winnaar van de Grote Internationale Aquarelwedstrijd “Arches 500 jaar” en van de Zilveren Handen op Zenith ’04 in Brussel. Op de Vlaamse Aquareldagen van 11/8 tot 23/9 in Schellebelle bij Gent is hij de eregenodigde.

Russische aquarellisten geven les in België

Het is een jaarlijkse traditie dat de Russische schilders Victor Zhadanov en Slava Korobeinikov in België een zomerworkshop geven. Initiatiefnemer hiervoor is kunstenaar Harold Van de Perre die sinds tien jaar actief is in Sint-Petersburg. Hij werd er gastdocent Vlaamse kunst aan de befaamde Repin-academie en was er cultureel ambassadeur van Vlaanderen. Van de Perre legde contacten met Vlaamse aquarellisten van het Aquarelinstituut van België die ervoor zorgen dat de ateliers van Zhadanov en Korobeinikov drukbezocht worden. In de voorbije zomer volgden een vijftigtal schilders de lessenreeksen in Kessel en Beringen en zij deden er veel schilderervaring op. Aan de hand van demonstratie-aquarellen krijgen zij een indruk van de werkwijze, techniek, en kleurgebruik van hun leermeesters. Bij ons bezoek stonden in een serene, bijna gewijde stilte de cursisten gebogen over hun doornatte blad waarop zij voorzichtig werkten aan een stilleven, een portret of een naaktmodel. Een van de deelnemers was de befaamde Belgische schilder Xavier Swolfs die zijn eigen schilderexpertise wilde toetsen aan die van de Russen die een onderwerp totaal anders benaderden. “De Russen hebben een heel aparte, persoonlijke techniek. Je voelt dat ze een enorme scholing gehad hebben. Ze werken zoals Rembrandt dat moet gedaan hebben: heel precies en duidelijk wetend waar ze naartoe willen. Bij ons komt dit vaak academisch over maar ze beheersen hun techniek tot in de puntjes en werken zeer beheerst. Zhadanov werkt lang aan de tekening want de basis moet perfect zijn. De eerste dag van deze workshop hebben we geen penseel aangeraakt. Tekenen , tekenen en nog eens tekenen.” Ook de aquareltechniek is zeer specifiek: het blad wordt aan de twee zijden nat gemaakt zodat het blijft plakken op de ondergrond. Stilaan wordt in laagjes het werk opgebouwd. Zhadanov werkt klassiek in heel donkere tinten, wat bij de cursisten soms problemen oproept. Die zijn gewend om losser te werken en zijn voorzichtig in hun kleurgebruik. Maar de Russen leren hen zien, kijken naar tinten en naar de kleuren van huid, haar en omgeving. Korobeinikov wordt wel eens de Michelangelo van Sint-Petersburg genoemd. Hij is afkomstig uit de Oeral en heeft aan de Repin-academie met de grootste onderscheiding zijn diploma behaald. Gezien de economische situatie in het huidige Rusland, is hij gedwongen als bouwvakarbeider in zijn levensonderhoud te voorzien maar zijn artistieke talenten leeft hij uit in zijn prachtige aquarellen. Een van de cursisten in Kessel beschouwde hem als “een super grootmeester die in de musea naast Khnopff mag hangen. Zijn kleuren vibreren, er zit karakter in. Voor mij is dit een kennismaking met een groot talent. Zijn werken hebben museale waarde.” Een cursist vertelde dat hij een volledige week op zijn vast plaatsje had gezeten, gezwoegd had, soms zelfs gewanhoopt maar toen merkte dat er wat begon te schemeren doorheen het waas. “Het was wel degelijk een uiterst methodische cursus, maar moeilijk voor mij om het geheel te zien. Na vier dagen wou ik opgeven, maar plots zie ik het plaatje. Aquarelleren is een negatief-bedoening om dan weer positief te worden, continu goochelen. Magic! Tenslotte gaf Slava een demonstratie van zijn meesterlijk kunnen op mijn schetsblaadje. Kubisme in aquarel... Cézanne... uiterst tere kleuren, afgewisseld met licht-donker en een vlotte penseelstreek. Dan het silhouet van het aangezicht als uitgeknipt met een schaar, wat wegviel werd donker, het licht was gevangen in enkele minuten. Licht op de neus, de lippen, de kin. Vlug, methodisch, efficiënt. Wat een talent.” Deze schilder vatte de cursus van de Russische leermeesters samen in de zin “Aquarelleren is licht vangen!” Wie meer informatie wil over de workshops in 2007 kan informatie vragen bij Harold Van de Perre , Oud Klooster 50, B-9200 Dendermonder Tel. 00 32 52 21 47 70

Het wad op z’n mooist Belgische aquarellisten op Terschelling

Bruni Naar jaarlijkse gewoonte organiseert het Aquarelinstituut van België in de maand augustus een vierdaagse workshop in eigen land of in het buitenland. Dit jaar was de keuze van organiserend lid Mia Koeneman uit Eindhoven gevallen op het Waddeneiland Terschelling. Mia, die ook geregeld workshops geeft in Griekenland en Italië, kent het eiland door en door en had voor de veertig AIB-leden de schilderachtigste plekjes op kaart gezet. Stoere platbodems naast de honderden zeilbootjes in de haven op West, glooiende hellingen met dikke bossen bloeiende heide, lijnrechte groene dijken waarop kuddes schapen liepen te grazen, het grijsgele Noordzeestrand met aangespoelde gelatineuze blauwe kwallen… ieder hoekje op dit eiland bood intrigerende kleuren en een boeiend lijnenspel voor het schildersoog. Lucienne Nijsters hield van de vroege ochtend om te schilderen en was verliefd op de platbodems die bij hoog tij uitvaren. “Ik werk heel nat en er hangt dan een vochtigheid in de lucht waardoor je heel snel moet werken. Als je het water bekijkt lijkt het olieachtig . De zon is nog niet op en je hebt minder contrasten tussen licht en donker. Alles vloeit in elkaar over en dat verplicht je de details weg te laten. Ik ben mijn werk met donkere kleuren begonnen – indigo, siena en ultramarijn - maar de kleur trekt snel weg. Je mag er niet te veel aan prutsen want dan is de spontaneïteit weg.” Op de dijk nabij Oosterend treffen we een groep schilders aan die met de ogen halfdicht proberen het flikkerend licht te vatten dat in de golfjes speelt en een zilveren schittering over de Waddenzee legt. Mia Koeneman legt uit dat je best grof papier gebruikt omdat je dan je verf over de toppen heen kan aanbrengen. “Het licht is hier nu heel heiïg en dat vertroebelt het zicht. De warme lucht trilt zo dat je niet scherp ziet. Het wad is nu op z’n mooist. Ik wil nat schilderen maar ik moet telkens wachten tot het papier indroogt zodat ik de contourlijnen kan omfloersen.” Will Kellerman werkt op gekleurd aquarelpapier. “De zalmkleur van het papier maakt het werk zachter. Als je er veel met blauwen op werkt, geeft het mooie contrasten. Puur wit heb ik niet nodig in een landschap omdat de dingen nooit echt wit zijn.Het is een inspirerend landschap maar toch is het moeilijk werken. Je moet constant vertalen wat je ziet en voelt en het klimaat heeft ook z’n invloed. Ik werk op groot papier dat door de wind begint te klapperen en dat leidt me af. Maar ik heb zo geschilderd dat de verf met de tegenwind in mijn gezicht vloog.” Na een lange schilderdag besprak Roel Biersma de werken. Hij raadt de schilders aan het moment van de dag vast te leggen zoals het is. “Het wad is een gebied dat sterk onderhevig is aan het licht. Is het water weg, dan krijg je een vlakte met slenkjes.Waar het water wegstroomt, is het donker en de oude gronden komen boven. Er zit dan sepia en siena in dat wad. Soms zie je een rood-oranjeachtige gloed van de algen die afgestoten zijn. De zee is altijd anders van kleur. Soms is ze zelfs geel door het zonlicht dat erop weerkaatst.”

Denken in contrasten: Tekeningen van Jean-Marie Detré

Op een van de bijna fotografische tekeningen van Jean Marie Detré zie je een deel van een figuur: jeansbroek, leren riem, geruit hemd, de handen losjes in de zij, een zware ring aan de middelvinger … zo portretteert hij een meisje van wie we het gezicht niet zien maar van wie we het type en de karaktertrekken kunnen afleiden uit de houding en de kledij. Precies tot in de kleinste details en in schakeringen van zwart, wit en grijs vult Detré zijn blad zodat we als kijker kunnen binnendringen in de persoonlijkheid van de geportretteerde. In zijn bloemstilleven gaat hij op dezelfde manier te werk. Vier pioenrozen in nuances van wit en grijs bieden een blik in hun binnenste. De achtergrond is donker en daarin verschuilen zich de donkerste bloem en een variëteit aan bladeren. Op zulke tekeningen is hard en lang gewerkt met het eindeloze geduld van de vakman die de natuur op een wit blad tot leven wil wekken . De link met de fotografie is duidelijk. Te meer omdat Detré vertelt hoe hij als fotograaf en graficus kijkt met hetzelfde peilende en zoekende oog waarmee hij de camera gebruikt. Jean Marie Detré is een autodidact. Als jonge man van 17 schilderde hij bij de locale kunstkring maar die hobby verwaterde en zijn voorkeur ging jarenlang naar de fotografie. Aan de Stedelijke Academie in Hasselt afdeling kunstfotografie studeerde hij af met een eindwerk over gomdrukken op aquarelpapier. Toen hij een tweetal jaar geleden uit de losse pols een portret van een hond tekende, oogstte hij daarmee zo’n succes dat het hem tot nadenken stemde en hij opnieuw naar potloden en tekendoos greep. Met slechts enkele jaren tekenervaring zet hij nu portretten en stillevens neer zoals een gedreven vakman met een jarenlange ervaring dat zou doen. Foto’s dienen nog steeds als basis. Detré werkt niet naar de natuur maar gebruikt eigen fotomateriaal en collages als inspiratiebron. ‘Ik beschouw mijn tekeningen als een voortzetting van de zwart-wit fotografie maar ik creëer er een nieuwe realiteit mee.’, aldus Detré. ‘Ik houd van nauwkeurigheid omdat de schoonheid van iets in de details zit. Ik denk in zwart- wit en in contrasten’. Zoals de grootmeesters in de 17de eeuw virtuoos waren in het weergeven van de stofuitdrukking, zo streeft ook hij naar een mooie compositie en het weergeven van de textuur. Die Nederlandse stillevenschilders zijn ware inspiratiebronnen voor hem maar ook de oude meesters van de fotografie als Henri Cartier Bresson en Doisneau. Vakwerk was voor hen prioritair en dat blijft toch de basis van een geslaagd kunstwerk. Datzelfde vakmanschap vindt hij ook terug bij de hedendaagse Amerikaanse hyperrealisten. Met een dosis spontaneïteit en veel zin voor precisie schept Detré een nieuwe werkelijkheid. ‘Mijn eerste werken zijn licht van kleur. Ik werkte toen voorzichtiger omdat ik nog onzeker was maar nu ben ik zelfzekerder en werk ik krachtiger en ook donkerder. Contrasten worden feller uitgewerkt. Het tekenen wordt als het ware een automatisme. In het begin zoek je uit welke potloden je moet gebruiken maar nu neem je onmiddellijk de juiste gradaties en oefen je de juiste druk uit op het materiaal om een bepaald effect te verkrijgen. Het is belangrijk op tijd te stoppen want er is geen weg meer terug. Bij het opzetten van zijn bloemstilleven begin ik met de lichtste bloem en ga ik rond in uurwijzerzin. De kunst bestaat erin de juiste balans te vinden en te weten hoever je mag gaan. Pas als een werk af is, valt de puzzel samen en zie je of het geslaagd is.’ Wanneer alle lagen van licht naar donker zijn opgebouwd, gaat hij vaak nog eens over het werk heen om contrasten te accentueren en bepaalde dingen nog zwaarder aan te zetten. Op het juiste moment weten te stoppen, blijft iets gevoelsmatigs. Omdat Detré geen academische scholing kreeg in tekenen, heeft hij veel moeten leren uit vakboeken en uit eigen experimenten. Daarnaast bewondert hij het figuratief werk van kunstenaars als Jan Vanriet en Pol Mara en ook op de website van de New York Academy of Art kwam hij bij realistische schilders terecht die op hoog niveau werken. Hoewel hij zichzelf beperkt tot de wereld van het zwart-wit , kan hij nog veel leren van olieverfschilders als Luis Caballero en Serge Marshennikov. Caballero schildert zoals Rubens grote werken van ‘pijnlijke lichamen’ met heel directe lijnen. Marshennikov is geweldig in het weergeven van verschillende stofsoorten en in de transparantie die hij in zijn werken weet te leggen. Dergelijke schilders beschouwt Detré als teasers of sfeermakers. Sinds kort is Detré ondervoorzitter van Globalart, een vereniging die internationale tentoonstellingen organiseert. Oorspronkelijk brachten zij uitsluitend realistische, figuratieve werken maar recent hebben zij op aanvraag van abstract georiënteerde kunstenaars ook een abstracte, licht figuratieve lijn opgestart. Website: www.globalart.be